woensdag 26 juni 2013

Tijs


ʺAls je ècht naar elkaar luistert, dan hoor je zoveel meer!ʺ Tussen twee programma’s in klinken deze wijze woorden. Namens de NCRV worden ze op de radio en televisie uitgesproken door Jetske van den Elsen en zij kan het weten. Wie? Jetske kennen wij onder andere als presentatrice van De Rijdende Rechter. Zij begrijpt als geen ander waar deze woorden over gaan, want samen met meester Frank Visser ziet Jetske veel ellende voorbijkomen. Regelmatig blijkt maar weer dat niet naar elkaar luisteren en niet met elkaar praten situaties onnodig lang laten voortsudderen. De betreffende conflicten hadden al veel eerder kunnen worden opgelost. Ondanks de kneuterigheid van het programma en de ogenschijnlijk kleinschalige ruzies die er worden uitgevochten, legt het programma de vinger precies op de zere plek.

Ook in het dagelijks leven hoor en zie ik zo vaak om mij heen dat er door mensen niet goed naar elkaar wordt geluisterd. Er is dan geen reële aandacht voor een ander. Wat ogenschijnlijk op communicatie lijkt is niet meer dan het langs elkaar heen praten. Men laat elkaar wel uitpraten en daarmee dus in de waan serieus genomen te worden. Maar in feite luistert men niet naar wat er daadwerkelijk wordt gezegd. Het komt erop neer dat wanneer de ene persoon klaar is met praten de andere de kans schoon ziet en onmiddellijk in de ontstane ruimte duikt om het eigen zegje te doen. Om beurten wordt er iets vertelt over zichzelf, wat men heeft meegemaakt of wat men ergens van vindt. Maar als even later zou worden gevraagd wat de ander heeft gezegd, moet men het antwoord vaak schuldig blijven.

Luisteren naar elkaar, ik wou dat iedereen het belangrijk zou vinden. Het is te leren, maar ook al lijkt het de normaalste zaak van de wereld, goed luisteren is kennelijk moeilijker dan het lijkt. Het vergt inlevingsvermogen en verder kijken dan de neus lang is. Vaak kunnen mensen niet buiten hun eigen wereld kijken en kunnen dan alleen in hun eigen referentiekader denken, luisteren en reageren. Ook ik heb het ook moeten leren. Vroeger sprak ik overal doorheen en had niet het fatsoen om anderen uit te laten praten.

Iemand die heel goed kan luisteren is Tijs van den Brink. Als presentator van talkshows heeft hij veel gesprekken. Deze zijn niet zozeer altijd persoonlijk van aard, maar wel informatief. Tijs moet namens zijn kijkers en luisteraars goed luisteren. Hij weet de juiste, prikkelende vragen te stellen en creëert zo interessante gesprekken. Iedere doordeweekse avond presenteert hij met zijn vriend en partner Andries Knevel het programma Knevel & Van den Brink. Maar al kan hij dan goed luisteren, anderen laten uitpraten kan Tijs niet. Want terwijl een gast nog bezig is met het geven van een antwoord op een vraag, begint Tijs er doorheen te praten voor een volgend onderdeel van het vragenvuur. Niet af en toe, niet geregeld, maar voortdurend!

Ik leerde Tijs kennen via Dit is de dag. Tegenwoordig is dit programma iedere middag op Radio 1. Tot vier jaren geleden was dit nog 's ochtends en Tijs had toen gezelschap van Arie Boomsma: Ik ben in die tijd fan geworden van Arie, mede door diens rustige manier van praten in dit programma! Hij vormde een schril contrast met Tijs. De teleurstellingen was groot toen Arie moest vertrekken bij de EO. Hij lag daar al onder vuur, omdat hij met zijn goddelijke lichaam schaars gekleed in L'Homo, een homo-uitgave van het tijdschrift Linda poseerde. De EO schorste hem toen tijdelijk, waarop Arie openlijk spijt betuigde.

Het is opvallend dat net als Tijs ook Andries dit praatgrage gedrag vertoont. Andries doet zeker niet onder voor Tijs. Ik vermoed zelfs dat Tijs deze eigenschap van meneer Knevel heeft overgenomen. Geleerd tijdens de opleiding tot EO-coryfee. Het zal een iedereen trouwens opvallen dat Andries zijn druk gebarende handen goed onder controle heeft gekregen. Tijs toont dit gedrag gelukkig niet. Misschien was hij hierin juist een voorbeeld voor Andries. Het kan trouwens ook zijn dat Tijs en Andries het ik-ben-graag-aan-het-woord-en-laat-mijn-gasten-niet-uitpraten onderling hebben afgesproken. Beide heren stellen voortdurend verhelderende vragen aan hun gasten. Als ze beter luisteren, hoeven ze die extra vragen ook niet te stellen. Dus of ze snappen zelf niks van het onderwerp en houden elkaar de hand boven het hoofd, of ze denken dat de kijkers zeer dom zijn.

Tijs van den Brink heeft zijn gezicht ook nog eens tegen. Denk er een grote schroef in zijn hoofd bij en je hebt een Frankenstein-lookalike. Arme Tijs!

maandag 17 juni 2013

Online


Het is algemeen bekend. Deskundigen kunnen er niet meer omheen en waarschijnlijk zal iedere volwassene het herkennen en ook erkennen. Ik mag aannemen dat er al melding van wordt gemaakt in de geschiedenisboeken op de middelbare scholen en anders zal dat in de eerstvolgende editie wel gebeuren. Op school mag tijdens lessen maatschappijleer dit onderwerp ook niet ontbreken. De jeugd is de toekomst, die moet er bewust van worden gemaakt. Misschien is er nog wat te redden?

Het gaat hier om de verindividualisering van de samenleving. Deze tendens is al een aantal decennia gaande, maar wordt steeds zichtbaarder. De maatschappij verandert. Het beleven van het leven gebeurt steeds individueler. Het gevoel dat men steeds anoniemer voor elkaar wordt en dat er nauwelijks sociale controle meer is, wordt door velen onderstreept. Eenzaamheid wordt niet meer opgemerkt en neemt daardoor toe.
Een grote boosdoener hiervan is het internet. Oké, we kunnen gewoon niet meer zonder die geweldige computer en ook ik kan niet ontkennen dat het World Wide Web veel voordelen heeft. Maar behalve dat het snel, makkelijk, informatief, interessant, onderhoudend en praktisch is, zit er ook een enge zijde aan. De digitale snelweg speelt een zeer invloedrijke, negatieve rol bij de individualisering van de mens binnen de samenleving.

Met het voorgaande vertel ik niets nieuws. Deze intentie heb ik ook zeker niet. Ik wil alleen nog maar eens deze minder leuke kant van internet onder de aandacht brengen. Ook Geert Jan den Hengst is flink bezig om het internet in zijn alledaagse leven te integreren. Wie niet eigenlijk? De argumentatie dat het internet alles makkelijker maakt is, bekeken vanuit leven in een rolstoel, meer dan waar. Althans, in mijn geval. En als de hersenen nog werken en de spraakherkenning zijn werk doet.

Dat de kapper bij mensen thuis komt, ook bij mij, is de gewoonste zaak van de wereld. Maar anno 2013 is vrijwel alles wat men in het leven nodig heeft via internet is aan te schaffen en dat wordt dan ook nog eens thuisbezorgd. Aangezien Nederland ondertussen bol staat van de bezorgservice, thuisservice en allerlei knetterende scootertjes met grote isolerende boxen achterop, komt het erop neer dat men je de straat nauwelijks meer op hoeft.
De dagelijkse boodschappen, kleding, schoenen, boeken en zelfs planten zijn online te bestellen. Bol.com voldoet aan alle behoeften. Verzekeringen zijn met een paar drukken op het toetsenbord af te sluiten. Vrijetijdsbesteding, games, puzzels, sociale contacten zoeken en onderhouden, een partner proberen te vinden. Voor veel mensen is het internet niet meer weg te denken uit hun bestaan. Of het nu gaat om de echte wereld, een virtuele wereld of het grote schemergebied daartussen.
Zelfs voor literatuur, relikwieën, beelden en alles wat met bezinning, het innerlijke, levensbeschouwing, esoterie, mediteren of geloof te maken heeft, kan men thuisblijven om op zoek te gaan.

Er is echter een grote, opvallende uitzondering op het voorgaande. Online kan ik nog steeds geen kaartje voor een wedstrijd van PEC Zwolle kopen. Voor alle overige zitplaatsen is dit wel mogelijk, behalve voor het zogenaamde rolstoelplateau. De reden hiervoor is volgens mij dat men misbruik wil voorkomen. Dat begrijp ik niet, want ik zie niet in hoe er misbruik kan worden gemaakt. Er is slechts één ingang waar rolstoelen naar binnen kunnen. Als daar dan een beetje ontwikkeld persoon wordt neergezet, die kan beoordelen wie er in een scootmobiel of een rolstoel zit en wie als eventuele begeleiding mee naar binnen gaat, is het probleem opgelost

Geregeld gaat bij mij de deurbel, waarna een koeriersdienst aan mij vraagt of ik namens een buurman of buurvrouw die er niet is iets wil aannemen. En dan ligt er een pakketje bij mij in huis. Nieuwsgierigheid knaagt, want wat zou er in dit discreet verpakte doosje zitten? Ik krijg ondertussen het idee dat ik een der laatste Mohikanen ben die nog naar een winkel gaat. Waar blijft de charme van het kopen, het onder de mensen zijn? Ik zal wel ouderwetse zijn.

Toch zal ook ik steeds meer online gaan shoppen, vermoed ik. Eigenlijk is dat toch wel handig en bang voor vereenzaming ben ik niet!

dinsdag 11 juni 2013

Stom


Had ik maar beter opgelet en goed de tekst op het beeldscherm gelezen. En als ik ook nog iets logischer had nagedacht, zou ik de oorzaak allang hebben ontdekt. Dat zou de frustratie niet minder groot hebben gemaakt. Het had mij verwarring en valse hoop bespaard. Nu heb ik onnodig allerlei pogingen gedaan om digitale foto’s, opgeslagen op een cd-rom, in beeld te krijgen. Terwijl ze er helemaal niet op stonden. Waarschijnlijk hebben ze dat ook nooit gedaan. Bij het overzetten op een cd-rom, ongeveer vier jaar geleden, heb ik kennelijk iets niet goed gedaan, maar ondertussen de originelen wel weggeknikkerd. Uit veiligheid kan je maar beter de digitale foto’s apart bewaren, had ik te horen gekregen. Wat ben ik stom geweest.

Het lijkt als was het in een vorig leven, maar wie kan het zich niet herinneren. Ooit nam de mensheid foto’s met een analoge fotocamera en moest men filmrolletjes kopen. Om de resultaten te bekijken was er geen andere optie dan ontwikkelen. Wat een spanning bracht dat met zich mee. Was alles wat je wilde vastleggen voldoende in beeld? Was de foto überhaupt gelukt?

Voor hen die het niet meer weten of simpelweg te jong zijn: een fotorolletje is een spoeltje met daar omheen een strook lichtgevoelig materiaal opgerold. Dit zit weer in een lichtdichte cassette. Het geheel wordt in een analoge fotocamera geplaatst. Wanneer er een belichting heeft plaatsgevonden veranderd de chemische samenstelling van het filmpje. Als het rolletje vol was, gemiddeld na 24 opnames, kon het worden ontwikkeld in een donkere kamer. De resultaten werden afgedrukt op speciaal fotopapier.

Mijn generatie maakte de overgang van de analoge naar de digitale camera bewust mee. Susanna en Rosa weten niet beter. Ik heb eigenlijk nog het meeste bewondering voor, of moet ik zeggen medelijden met, mijn ouders. Zij zijn de mensen die op latere leeftijd nog iets totaal nieuws moeten toelaten in hun leven. Vergelijk het met de invoering van de euro of de razendsnelle ontwikkeling rond de computer en de mobiele telefonie. Overigens gaat de digitale ontwikkeling ook voor een aanzienlijk deel aan mij voorbij. De Klassieke Nokia heb ik nog in mijn handen gehad, maar een iPod, Blackberry of Samsung Galaxy ‘zijn van na mijn tijd’.

Nadat de foto’s waren ontwikkeld en afgedrukt, konden ze worden opgehaald bij de HEMA of het Kruidvat. Hoe leuk foto’s ook waren, voor velen begon nu een minder leuk proces. In praktijk dienden foto’s namelijk in een fotoalbum of een anderzijds leuk mapje bewaard te worden. Het liefst met een bijschrift. De gemiddelde Nederlander schoof dit steeds maar voor zich uit. Tegen beter weten in werd het inplakken van foto’s vaak gezien als een klusje voor tijdens een regenachtig weekend. Inderdaad, deze eentonige handeling kon ontspannend werken. Maar wanneer ‘dit bijzondere moment’ naderde, was de kans groot dat er excuses werden gevonden. Het pakketje met ontwikkelde foto’s begon ondertussen, samen met eerdere pakketjes, een stapel te vormen. Wat begon als een goed voornemen werd een flinke ballast voor de To do–list.

Hoewel de digitale fotografie al in de jaren ’90 binnen de maatschappij zijn intrede deed, haakte ik ongeveer 10 jaar geleden in. Volgens mij heb ik in 2003 een laatste fotoalbum gekocht. De eerste digitale foto die ik heb is eind juli 2001 genomen. Deze kwam ik onlangs tegen, gekregen van iemand die duidelijk wel digitaal onderbouwd was. Ik zit met een pasgeboren Rosa in mijn armen. De eerste gedachte die ik had bij het terugzien van dit tafereel was dat Rosa anno nu waarschijnlijk meer vergelijkingen met toen heeft dan bij mij het geval was. Wat was ik toen slank, zeg maar dun. Bijna onherkenbaar!

Toen ik een aantal cd-roms met foto’s wilde overzetten op een externe harde schijf, bleek dus dat één cd-rom ongeoorloofd leeg was. Van een aantal onderwerpen heb ik hierdoor geen foto’s meer. Ik zal moeten teren op de herinneringen die ik heb van onder andere Rosa’s eerste balletoptreden of de stront in mijn douchebak. Die kwam omhoog uit het doucheputje, drie weken na de oplevering van mijn vorige woning. Ook de foto’s van de familiedag van 17 mei 2008, beter bekend als de eerste Nichten-en-neven-dag, stonden op de cd-rom. Toevallig hadden wij als familie afgelopen zaterdag 8 juni een nieuwe, zeer geslaagde editie.

Jammer, de foto’s zijn verloren. Stom, stom, stom!