zaterdag 30 december 2017

Hardnekkig


″U heeft het toch niet over enge wormpjes of zo?″, vraag ik tegen beter weten in. Nee hoor, het zijn gewoon weer allerlei bacteriën, die kennelijk bij u nogal hardnekkig zijn.

Vlak daarvoor kreeg ik van mijn huisarts te horen dat er nog steeds allerlei beestjes te zien waren in de urine die ik die ochtend ter controle had ingeleverd. Daar was ik al bang voor geweest. Iets in mij zei dat de blaasontsteking, die zo’n drie weken daarvoor was geconstateerd, zich nog steeds niet gewonnen had gegeven.

Ik moest ‘s middags bellen voor de uitslag. Maar zij belde mij, dus ik wist meteen hoe laat het was. Die ochtend had ik eerst nog getwijfeld over het urine wegbrengen. Het was immers op eigen initiatief dat ik dit zou gaan doen. En wat niet weet wat niet deert, toch? Maar deze ontkenning zou waarschijnlijk aan mij blijven knagen. Het verstand won!

Op de avond van eerste kerstdag kwam ik enigszins misselijk en met idem buikpijn thuis. Trouwens, of het nu om mijn buik ging of om het urinereservoir daaronder, dat wist ik niet zeker, maar ik had zo mijn gedachten. Er was natuurlijk ook nog de mogelijkheid dat ik er met mijn doemscenario van ’het-zal-toch-niet-opnieuw-of-nog-steeds?’ compleet naast zat en gewoon misselijk was. Het was een leuke avond bij mijn ouders geweest, samen met mijn zus en neef, met eten en spelletjes, leuk en lekker! Maar misschien ook te veel en vet? Om daarna als climax dit feest af te sluiten met een vreugdevolle taxirit was wellicht teveel van het goede.

Gelijk als op de heenweg zat ik gedurende de ruim acht kilometer naar huis meer dan een uur lekker te schudden. Kijk, levend met een beperking moet Geert nou eenmaal erg begripvol zijn. Frustraties kan hij maar beter proberen te onderdrukken. Dat is niet erg, ik verwacht dit immers ook van anderen naar mij toe. Uiteraard is te begrijpen dat op een gemiddelde kerstavond veel mensen opgehaald moeten worden om weer ergens thuis af te zetten. De keerzijde is dat de chauffeur en ik langs allerlei adressen moeten. Veel straten, bochten, kuilen, drempels, hobbels, bobbels, klots-klots-klots. Dat mijn rolstoel een goede vering heeft zal ergens goed voor zijn. Niet voor zo’n avond!

Het voornemen om thuis ook nog wat van de avond te maken was verdwenen. Achter mijn voordeur kom ik alleen maar denken aan toilet en bed. Tweede kerstdag leek het er op dat ik geluk had, maar derde kerstdag werd mij duidelijk dat het waarschijnlijk toch weer raak was. Met het dilemma rond urine tot gevolg. Dat ik er toch wel verstandig aan had gedaan was kraakhelder. Niet alleen door het telefoontje van de huisarts, want zonder het wegbrengen had ik mijzelf ook wel uitsluitsel kunnen geven.

Balen, net nu, in deze week waarin ik op een rijtje iedere dag wat leuks te doen heb. Meedoen aan een pubquiz, naar een concert, een verjaardag en daarna oudjaarsavond! Met pijn in het hart moet ik activiteiten afzeggen. Laat ik de frustraties maar onder controle houden en een plaatsje geven.

Die haal ik wel weer in. Ook ik kan hardnekkig zijn.


maandag 18 december 2017

Toevallig



Ik jou wel″, antwoord ik op zijn eerste woorden bij mijn binnenkomst: ″Nee, ik had jou zo niet herkent.Daar kan ik inkomen. In mijn vorige leven zat ik redelijk strak in het pak, 1,88 meter lang en 75 kilo schoon aan de haak. Nu dan wel zwaarder, maar waarschijnlijk nog even lang als toen. Hoewel, een opgeblazen hoofd en een idem buik maakt dat ik door persdruk misschien wel één of twee centimeters heb moeten inleveren. Maar bovenal, het is bijna een decennium geleden dat wij elkaar voor het laatst zagen.

Dat was juni 2008, tijdens een teamfeest, waar uitbundig afscheid werd genomen van mij en enkele collega’s. Feest? Tja, ergens eigenlijk ook niet! Toen ik per taxibusje naar huis ging, werd ik door iedereen uitgezwaaid. Dat was mooi en heftig tegelijk! Jammer dat ik moest stoppen, want ik had het daar erg naar mijn zin. Boeiend werk, fijn team. Maar het kostte steeds meer moeite om mij middels scootmobiel, trein en een slappehap lichaam van Zwolle naar Ermelo, en ook dus terug, te verplaatsen. Om in het lokaal achter een rollator te moeten strompelen.

Had ik nog kunnen doorgaan? Misschien, maar niet lang. Klagen zou ook niet terecht zijn. Ik had van Govert Jan Visser en Annie de Groot, de directie, de mogelijkheid gekregen om te blijven werken. Ze hadden mij vijf jaar daarvoor ook ziek thuis kunnen laten zitten. Een eigen klas runnen lukte niet meer, ondersteunend vakdocent ICT zijn nog wel. Ik? Met computers? Het zelfvertrouwen daarin moest nog groeien.

Het zwarte gat was een angst. De toekomst was onzeker. Verzanden in doemdenkerij was mij destijds niet vreemd. Het was de basisschool waar mijn dochters destijds op zaten die aanbood dat ik wel wat voor hen zou kunnen betekenen. Of ik de tweewekelijkse nieuwsbrief wilde samenstellen. Ja graag! Anno nu doe ik dit nog steeds. Het was afgelopen september dat ik las dat ene Govert Jan Visser op die basisschool interim directeur was geworden. Hij die ik ken? Ja, die dus. Toch maakten wij pas veel later een afspraak en onlangs zagen wij elkaar. Mooi, bijzonder!

Waarschijnlijk gewoon heel toevallig, misschien had het wel zo moeten zijn. Terwijl er net enig e-mailverkeer met Govert Jan was, kwam ik enkele weken geleden Annie de Groot tegen. Zij die ik ken? Ja, die dus. In Almelo, bij een bijeenkomst waar ik als ervaringsdeskundige, waarmee ervaring laat zich raden, voor Stichting MEE IJsseloevers een bijdrage leverde aan een workshop. Ik was nauwelijks de betreffende locatie binnen gerold of ik zie een vrouw voorbijlopen, die een ‘Verrek, die ken ik’ opriep. Ze was alweer verdwenen voordat ik het wist.

Toen ik haar later die dag weer zag, greep ik mijn kans. Ze kijkt mij aan als ik pal voor haar neus stil blijf staan en hallo Annie zeg. Een beetje eigenaardig, maar zij draait haar hoofd ook weer weg. Ik meen te zien dat zij zich ongemakkelijk voelt en ik hoor haar denken ‘moet ik hem kennen?’.

Als ik mij via mijn naam bekend maak, volgt er een slaak van herkenning: ″Géért Jan, wat leuk! Ik herkende jou absoluut niet.


maandag 27 november 2017

Privilege


Sorry, sorry, sorry! Hopelijk hoort Evelien mijn verontschuldiging. Gisteren hadden we online nog even contact gehad. Zes uur eten? Ja, zes uur eten!Ze zal zich afvragen waar ik blijf. Inmiddels zou ik linea recta kunnen aanschuiven. Nee, een ″Godsamme, waar blijft die sukkel mag en zal ik haar maar niet in de mond leggen. Dat zal alleen maar projectie zijn, geloof ik.

Door onze geschiedenis kan ik mij voorstellen dat zij zich heel even zorgen zal maken om mijn onverwachte afwezigheid. Al jaren mag ik om de week op de maandagavond bij haar eten. Voor de zekerheid is er vooraf altijd even een kort contact. Ik geloof dat het mijn geheugen was die hierom vroeg. Mede hierdoor ben ik sindsdien de vaste date slechts een keer compleet vergeten. Een paar andere keren waren er geldiger, medische redenen om afwezig te zijn, maar vergat ik af te bellen. Oh ja, die ene keer dat ik compleet hulpeloos, scheefgezakt in mijn stoel zat, lukte afbellen ook niet.

Op dat moment sta ik bij een bushalte, nog geen twee kilometer verderop. Te wachten op dat wat maar niet komt. In een andere hoedanigheid was ik allang eigenhandig naar huis gegaan, maar omdat het nogal hard regent en ik met mijn rolstoel geen douchebeurt durf te trotseren blijf ik wachten. Hoe laat het is, weet ik niet. Maar aangezien ik rond 16:30 bij de halte ging staan en er ondertussen al drie keer een bus 2 is langsgekomen en nada bus 1, moet het nu tegen 17:15 zijn.

Maar toen de verloren zoon dan toch eindelijk de hoek om kwam gereden, vermoedde ik ergens al dat het snel thuis zijn niet vanzelfsprekend was. Dat het wel eens druk zou kunnen zijn in de bus was tot dan toe slechts een veronderstelling. Het feit dat alle ramen van de bus beslagen waren was al een indicatie dat er zich inderdaad flink wat mensen naar binnen hadden weten te persen.

Ondanks de plensbui moest ik toch maar voor de deuren gaan staan, die meteen open werden gegooid. Er worden vijf mensen naar buiten geworpen, waarvan het van een drietal ook de bedoeling was. De andere twee worstelen zich weer naar binnen. Of ik ook mee wil, vraagt iemand. Kijkend naar de massa in de bus, besef ik dat het een retorische vraag is. Maar ergens knaagt er iets in mijn hoofd. Er is daarbinnen ergens een plaats waar rolstoelen mogen staan. Kunnen de mensen die daar staan wellicht even wat opschuiven? Zou ik deze plaats, al is het slechts in principe, mogen opeisen? Als de deuren zich weer sluiten, komt de chauffeuse nog even naar me toe: ″Sorry!Mijn antwoord laat zich raden.

De volgende editie liet weer lang op zich wachten, maar er was toen zowaar ruimte voor mij. In de bus zie ik veel chagrijnige gezichten, dus openlijk mopperen doe ik maar niet. Als was het om te treiteren, twee haltes verderop blijft de bus even staan en passeren er ons drie bussen 1!

Thuis bel ik Evelien, die met het eten naar mij toe komt. Zij had mij trouwens wel een plaats aangeboden in de bus. Privilege of niet.

woensdag 15 november 2017

Mijlpaal

Gevonden hoor! En in de pocket! Bij de voordeur geen hoge drempel, binnen ruimte genoeg en er is een lift naar boven. Chill hè! Echt, ik ben zo blij dat jij met alle gemak ook langs kan komen! Die kamers die ik tot nu toe kreeg aangeboden waren ongeschikt. No way, dan maar even verder zoeken.″ Suus is dolblij!

Nee hoor, lulkoek natuurlijk! Hooguit in mijn dromen hoor ik mijn dochter dit verkondigen. Zij heeft gelukkig andere, of beter, geen prioriteiten gesteld. Als een student deze überhaupt al openlijk kan stellen in een zoektocht naar woonruimte. Ik zou mij eigenlijk zorgen moeten gaan maken als zij daadwerkelijk alles aan de kant schuift om mij maar op haar kamer te kunnen laten komen. Eerlijk is eerlijk, dolgraag zou ik de mogelijkheid hebben om op haar studentenkamer langs te gaan. Al was het maar voor één keer. Maar anno nu zijn er diverse digitale mogelijkheden waarmee ik mij van achter mijn tafel in Zwolle met het grootste gemak al met één been in haar kamer kan wanen.

Was het op kamers gaan wonen aanvankelijk nog iets van latere zorg, want voorlopig zou zij heen en weer reizen tussen Zwolle en Groningen, binnen drie weken waren de plannen veranderd. Overvolle en vertraagde treinen, gecombineerd met dat wat het studentenleven kan doen met een jonge vrouw, maakten dat zij haar dagelijkse leven buiten de studie om ook in Groningen wilde voortzetten. Bij de derde of vierde kamer was het raak. Dat ik blij voor en trots op haar ben meen ik natuurlijk oprecht. Maar dat ene gevoel is er ook

Dat kinderen zich met de jaren verder ontwikkelen, dat gaat ogenschijnlijk vanzelf. Daar ben ik, ook gelet op mijn situatie, alleen maar blij om. Gelukkig was ik ook in mijn ziekteproces een laatbloeier. Dubbel hierbij is dat de kinderen eens zullen uitvliegen, ergens anders zullen gaan wonen. Het is zoiets als de dag waarvan je weet dat die gaat komen. ‘Loslaten is nou eenmaal moeilijk, Geert’ of ‘ Tja, kleine meisjes worden groot’. Het gaat verder dan de bekende oneliners, hoe waar die ook mogen zijn. Ik word weer even teruggeworpen op mijn ziekte, of eigenlijk het acceptatieproces daarvan.

In mijn nieuwe leven moest ik weer leren om in mijn eentje een bestaan te vullen, maar ook om een zelfstandig vader, co-ouder, te zijn. Naar omstandigheden is dit mij aardig gelukt, denk ik. Steken zal ik hierbij zeker hebben laten vallen. Het ouderschap was en is nog steeds een belangrijke invulling van mijn bestaan. De meiden werden groter en zelfstandiger. Eigengereider en unieker. Ik zag de meiden steeds minder. Ze kwamen heus wel langs bij mij, maar trokken logischerwijs hun eigen plan. Op een gegeven moment wilden ze hier niet meer slapen. Hun ’eigen’ kamer was immers drie minuten fietsen verderop.

Vanaf toen kwam het besef. Dat de toekomst van het vaker alleen zijn steeds dichterbij komt. Bang voor vereenzaming ben ik niet. De vanzelfsprekendheid van kinderen in de buurt verdwijnt. Dit acceptatieproces is allang aan de gang, maar is weer eens onderstreept.

Leuk, binnenkort maar eens naar Groningen. Een Kamer vanaf de stoep bekijken en daarna samen ergens wat eten!

dinsdag 31 oktober 2017

Durven


Avec Gérard Jean naar een restaurant.Eind jaren ’70, een vakantie in Frankrijk, mijn vader grapte dit tegen mij. Of het was naar mijn moeder, om een lichte irritatie omtrent zijn zoon te onderdrukken. Tussen toen en nu heb ik wel eens begrepen dat ik een flinke jengelkont kon zijn: Mag ik wat lekkers?In mijn herinnering waren we op weg naar zo’n ‘gezellig’ restaurant met zelfbediening, naast een Carrefour. Een wat? Neem een flinke supermarkt, maar dan tot de macht 3.

Ook in Frankrijk heet ik uiteraard nog altijd gewoon Geert, of Geert Jan om het officieel te houden. Maar omdat de gemiddelde Fransman deze klanken niet uit zijn strot krijgt houd ik het in dit land maar bij Gérard Jean. Dankzij toen! Zo ook vorige week, bij het kennismaken met Anne-Lise en Frédéric. Nog net op tijd kon ik in plaats van de werkelijkheid het Franse equivalent produceren. Wel zo fijn voor hen. De volgende dag mocht ik mij ook aan Florian en Yannick voorstellen. Ik hield het volgens mij bij Gérard, maar beide mannen maakten er, heel assertief, iets als ‘Dzjee-Dzjee’ van. Bedoelden ze nou GG of GJ? Zeg het maar!

Afgelopen week was ik met vijf vakantievrienden in een huis in de Vogezen. Een romance die voor mij exact een jaar geleden begon. In min of meer dezelfde samenstelling waren wij toen een week op Terschelling. Dit voorjaar vervolgd in Mechelen bij Maastricht. Hinke, Paul en Chantal, die ik ken als vrijwilliger van de zeilvakanties, zijn verantwoordelijk hiervoor. Zij organiseren en doen zo mogelijk de zorg. En ik werd weer gevraagd mee te gaan. Zeg dan maar eens nee!

Het werd een bijzondere week. Niet alleen door het lekkere eten, de sfeer en het prettige weer. Ook omdat de zorg goed verliep. Maar bovenal door wat wij ondernamen. Het was nog in Mechelen, toen op een ochtend mij de vraag werd voorgelegd wat mijn droomwens was. Op labeltjes van een bepaald merk thee staan levensvragen waar al dan niet serieus over kan worden nagedacht. Wel, voortgetrokken worden door een roedel poolhonden op een slee door de sneeuw van Finland, Lapland, wherever.

Of het toeval was? Misschien, maar in de aanloop naar het verblijf in Frankrijk diende zich een soortgelijke activiteit aan. De sneeuw ontbrak dan wel, maar het was mogelijk om in een karretje zittend voortgetrokken te worden door een groep poolhonden. Vorige week kwam dit alternatief voor mijn droomwens dus uit. Gedrieën in een wagentje, ik goed ingesnoerd. Voor ons 12 overenthousiaste Huskies, hard werkend en minstens zo gedreven piesend, poepend en dus stinkend. Achter ons stond hun baas Frédéric. Zijn honden sturend en onderwijl vragend: ″Tout va bien, Gérard?

De volgende dag, het kon niet op, gingen wij met zogeheten Joëlettes wandelen over de hoogste toppen van de Vogezen. Ik zat op een stoel met daaronder één wiel, voortgetrokken door een van ons, geduwd en in evenwicht gehouden door Florian. Of het gaaf was? Jazeker, zeg ik heel stoer, maar ik scheet op enkele momenten ook bagger.

Het was een bijna onwerkelijke week. Iets onmogelijks  werd waar! Trouwens, over durven gesproken, ik heb escargots gegeten. Lekker!

dinsdag 17 oktober 2017

Toegankelijk


″Wat mij betreft mogen ze de hele stad asfalteren.″ Deze niet geheel serieuze woorden waren in tweevoud in het artikel opgenomen. Wellicht vond de journalist het rechtvaardig de intensiteit van het verlangen indirect te onderstrepen. De woorden waren niet alleen in de tekst zelf te vinden, ze stonden ook nog eens in dikke letters als een quote afgedrukt. Beide keren werd duidelijk gemaakt dat de woorden op mijn conto stonden.

In de tekst zelf werd bij de oneliner direct ook maar uitgelegd dat ‘Den Hengst’ in een invalidenvoertuig zit. Onder de quote had de schrijver het erover dat ik een invalidenwagentje bestuur. Het feit dat deze woorden als synoniem worden gebruikt voor een elektrische rolstoel geeft wel aan dat zowel de journalist als zijn eindredacteur nauwelijks bekend zijn met de wereld waarin een lichamelijke beperking troef is. Uiteraard neem ik hen dat niet kwalijk, maar een beetje onbenullig is het wel. Zowel invalidenvoertuig als -wagentje levert bij Google-afbeeldingen alleen maar plaatjes op van brommobielen, afgewisseld met een enkele scootmobiel.

Het artikel stond in de Stentor en ging over de Week van de Toegankelijkheid. De wat? Grote kans dat weinig gemiddelde Nederlanders iets van het bestaan hiervan hebben geweten. Het is een jaarlijks terugkerend, landelijk initiatief, waarbij er voor en door mensen met een beperking aandacht wordt gevraagd voor een toegankelijke samenleving.

Natuurlijk zal er never iets van een egaliserende laag asfalt worden aangelegd. En al helemaal niet op mijn verzoek. Het is eigenlijk niet meer dan een loze, met de nodige emoties gevulde, opmerking. Een noodkreet zonder nood, die ik af en toe gebruik om mijn afschuw over de hobbelige straten te onderstrepen. Of ik gooi de kreet er in stilte uit, afgewisseld met andere krachttermen, wanneer ik na enkele minuten al weer spijt heb dat ik het stadscentrum ben gaan bedwingen, om wat voor onzinnige reden dan ook. Eén keer in de zoveel tijd haal ik het in mijn hoofd om toch maar weer eens een poging te wagen, maar iedere keer besluit ik om het daarna nooit meer opnieuw te proberen. Niet dat de Zwolse economie van mij afhankelijk is, maar met een beetje aanpassingen in de binnenstad zullen ze mij daar wel vaker zien.

Tijdens die week was er onder andere een wandeling door de binnenstad, georganiseerd door de stichting Toegankelijk Zwolle. Een aantal van ons, allen met een beperking, gingen samen met een groep gemeenteambtenaren op pad. En dus één journalist. Het doel hiervan was hen bewust te maken dat, hoe mooi het centrum er ook uitziet, voor veel mensen met een beperking de binnenstad niet of nauwelijks toegankelijk en doorgankelijk is. Om hen de belemmeringen serieus te laten ervaren lieten wij hen om beurten in een rolstoel zitten, een rollator ter hand nemen of met een verduisterende bril en taststok lopen. Dit viel hen vies tegen. Onderwijl was ik zelf ook onder de indruk van het zien waar mensen met een visuele beperking letterlijk en figuurlijk tegenaan lopen. Jezelf vergelijken met een ander heeft geen zin, maar wat prijs ik mij gelukkig dat ik obstakels in de verte zie opdoemen.

Dan maar thuisblijven is ook geen optie.