maandag 18 november 2024

Kiek'n

Ooh, ooh, ooh, ooh, Annie, Annie, Annie uut de bochte
Uut de bochte, bu'j 'evleug'n want die zag ie effe nie
Ooh, ooh, ooh, ooh, Annie, Annie, Annie uut de bochte
Uut de bochte bu'j 'evleug'n wat jammer Annie

Op het podium staat Bökkers. Volgens mij hoeven zij voor opzwepen van het publiek niet meer veel moeite te doen, want dat is inmiddels al helemaal los. Plattelandsrock, dialectrock, give it a name, I like it. Dat op zo’n avond bier een belangrijk levensmiddel is, dat wist ik al. Behalve de twee standaard aanwezige barren, blijken er in de zaal ook nog eens twee kleinere barretjes opgesteld. Overduidelijk alleen voor het bier.

Het systeem om bezoekers bewuster met bekers en afval om te laten gaan, dus een vol glas krijgen als het lege wordt ingeleverd, krijgt weinig navolging. Over verspilling wordt duidelijk anders gedacht dan ik dat doe. Gedurende de avond vliegen er steeds meer volle of bijna volle bierglazen door de zaal. Waar ik sta blijft een douche mij bespaard.

Daar, meer aan de zijkant, is mijn vaste stekkie. De grote zaal van Hedon kent twee niveaus waar ik zou kunnen staan. Eigenlijk drie, maar het grote balkon zal ik nooit bereiken. Als ik de zaal binnenkom kan ik aan de zijkant tot vrij ver naar voren rijden. Het grote middenstuk, tot aan het podium, ligt twee treden lager. Ook ik zou daar kunnen komen, door of mijzelf naar beneden op mijn bek te laten donderen, of door omrijden en via een paar gangen het middenstuk alsnog te bereiken.

Gemakshalve blijf ik op de begane grond, rijd zover mogelijk naar voren en plaats mijn rolstoel vlak voor de twee treden naar beneden. Bijna, want hoewel ik soms een daredevil wordt genoemd, zo stoer ben ik niet. Er blijft altijd nog wel wat ruimte over tussen de wielen en de afgrond. Als ik ook nog eens mijn stoel in de max omhoog beweeg, heb ik een prima uitzicht waar niemand mij kan belemmeren.

Ergens halverwege het optreden loopt een gozer door mijn beeld heen en blijft precies daar staan waar hij mijn uitzicht belemmert. Hij staat net tussen mij en de treden naar beneden in. Met twee treden hoger dan de rest heeft hij een prima plekkie, zal hij hebben gedacht. Dat vind ik dus niet. Een vrouw vlakbij ziet kennelijk mijn irritatie en vraagt aan mij of hij in de weg staat. Als ik knik, tikt zij hem op de schouders en tettert wat in zijn oor. Om hem te vragen wat aan de kant te gaan, denk ik. De gozer blijft staan en aan zijn armgebaren meen ik te zien dat hij zijn perfecte uitzicht eigenlijk ook niet wil opgeven. Hij kijkt niet om naar mij, dus misschien heeft hij niet in de gaten wat de vrouw bedoeld. Ook na een tweede poging blijft hij staan. De vrouw richt zich weer tot mij en haar ogen stralen net zoveel verbazing en irritatie uit als de mijne.

Terwijl zij een biertje besteld bij het barretje vlak voor mij, blijkt de aso een laatbloeier te zijn. Hij krijgt het inzicht en doet alsnog twee passen opzij.

vrijdag 1 november 2024

Resistent

Steeds als ik een blaasontsteking vermoed of hiervan overtuigd ben, lever ik maar weer een potje met urine in. Noem het een soort van ervaring hebben. Toch kan ik er natuurlijk naast zitten. Anderen ook, bleek maar weer.

Meestal hoor ik na enkele uren of het een blaasontsteking is, maar vaak ook dat mijn pisserij ter controle ook nog op kweek wordt gezet. Daaruit zou dan weer kunnen blijken dat ik andere antibiotica moet gaan gebruiken, omdat de bacteriën resistent zijn voor de aanvankelijk voorgeschreven antibiotica. Dus moet ik overstappen op een andere kuur en zit ik nog langer vast aan die rommel. Er zijn ergere dingen, maar ik ervaar deze verplichting nogal als beperkend.

Had ik in de eerste helft van dit jaar nauwelijks last, vanaf september was het continu bingo. De ene antibioticakuur was nog niet afgesloten of ik werd weer ziek en ingeleverde urine verklapte de volgende blaasontsteking. Hoe was dit mogelijk? Dat ik een SP-katheter draag is feitelijk vragen om een blaasontsteking. Zo’n ding is immers een bron van bacteriën. Hier moet toch wat tegen te doen zijn? Of niet en heb ik gewoon domme pech? Zeg het maar.

Onlangs werd ik gebeld over de laatste kweek. Helaas bleek weer eens dat de bacteriën in mijn urine resistent waren voor de antibiotica die ik al een week slikte. Wat het alternatief was, dat wist de assistente niet. Toen ik even een later een huisarts aan de lijn kreeg adviseerde hij mij de antibiotica te beëindigen. Gelet op hoe ik mij desgevraagd voelde, gecombineerd met dat in de uitslag van de kweek geen duidelijke signalen te zien waren en het feit dat er een SP-katheter in het spel is, moest ik maar stoppen. Dat ik aanvankelijk resistent blijk te zijn en even later hoor dat ik moet stoppen, dat bijt elkaar. Toch? Mijn vertwijfeling werd niet begrepen. Of ik was gewoon onduidelijk. Voor de assistente was het medisch dossier en het advies leidend. Ik gaf het maar op.

De volgende dag bleek overigens dat ik zelf ook resistent ben geworden. Misschien wat vergezocht, maar ik wist het veelal frustrerende WMO-taxivervoer volledig te weerstaan. Hoe kansloos ook, die momenten dat ik uit frustratie had kunnen imploderen, die wist ik te pareren. Was ik moe? Misschien verstandig?

Die ochtend moest ik naar de tandarts moest, hooguit een kilometer verderop. Omdat er geen begeleiding beschikbaar was om daar zelfstandig heen te gaan, wat op zich al zeer irritant is, moest ik maar een taxi reserveren. Mijn haat-liefdeverhouding werd duidelijk weer op de proef gesteld. Staat overduidelijk in de computer dat de verwachte aankomsttijd 10:10 is, komt de taxi om 10:42 aanzetten. Als ik mijn verbazing uit, blijkt de chauffeur nog naar het toilet te zijn geweest. Daar kan ik natuurlijk niets tegenin brengen. Als zo’n dynamisch paaltje maar niet in de grond wil zakken, met alle gevolgen van dien, kan ik het vervloeken ook intern houden.

Wanneer voor de terugweg de chauffeur lachend voorstelt om voor mijn zitcomfort geen gordel om te doen, maar hij in dezelfde zin aangeeft dat dit verboden is en hij bij controle mij de schuld zal geven, reageer ik ook maar resistent.