Of het komt door die woest aantrekkelijke
ogen van mij weet ik eigenlijk niet. Misschien wel door dat uitdijende hoofd of
idem lichaam daaronder. De oorzaak kan ook liggen bij mijn steeds geavanceerder
geworden rolstoel. De kinbesturing maakt zelfs op mijzelf nog wel eens indruk,
laat staan op anderen. Ik heb in ieder geval veel bekijks, wanneer ik ergens
heen ga. Dat denk ik niet alleen, dit zie ik. Vervelend is het absoluut niet,
ik ben er aan gewend en begrijp het ook wel.
Het kan zelfs ook wel leuk zijn, die
blikken. Wanneer ik bijvoorbeeld in het winkelcentrum kom en met verbaasd
kijkende ogen van kleine kinderen word geconfronteerd, moet ik daar om
glimlachen. Ik ben ze dan nog niet voorbij gereden of ik hoor een stemmetje: ʺmama, kijk eens!ʺ of ʺwaarom heeft die meneer dat?ʺ
Dat is aandoenlijk om te horen. Wanneer Rosa met mij mee is, vindt zij die
starende blikken van vooral kinderen vervelend. ʺAch, die zijn gewoon jaloers!ʺ,
sta ik haar dan bij. Susanna heeft hier minder last van. Rosa schaamt zich ook
als ik zit te klungelen met de rolstoel in de bus, de supermarkt of gewoon
onderweg. Dan schaam ik met haar mee!
Ook ik heb moeten leren omgaan met starende
medeburgers. Het blijft kennelijk een aantrekkingskracht houden, wanneer iemand
in een rolstoel zit of wat voor beperking dan ook heeft. Misschien mag ik zelfs
wel blij zijn dat ik in een rolstoel zit. Dan is het duidelijk dat er wat aan
de hand is, want ik heb ondertussen wel geleerd dat er heel wat beperkingen
zijn die niet aan de buitenkant zichtbaar zijn. Dat is dubbelzwaar voor de
mensen die het aangaat, met een grotere kans op onbegrip van anderen. Aanvankelijk
vond ik het verschrikkelijk, al die starende blikken. Waarschijnlijk heb ik het
mij vooral ingebeeld. Hoe langzaam de achteruitgang ook gaat, eens is de dag
dat er weer een nieuwe voorziening om de hoek komt kijken.
Op het moment dat er bij mij een
scootmobiel aan te pas kwam, zat Susanna in groep 2. ‘s Ochtends had ik haar
nog met een accufiets van school gehaald, om haar ’s middags weer te brengen
met de zojuist geleverde scootmobiel. Ik vond het heel erg eng, maar het viel
100% mee. Deze overgang is me altijd bijgebleven. Jammer dat ik deze mentale
overwinning destijds niet heb kunnen gebruiken om op andere vlakken te groeien.
Zittende in een rolstoel ben ik een aantal
keer doelbewust gefotografeerd. Ik kom mezelf daarom her en der wel weer eens
tegen. Het is wel leuk om te horen of te zien, wanneer ik weer ergens opduik om
een gerelateerd artikel te begeleiden. Toen bijvoorbeeld aan medewerkers en
cliënten van Fokus werd gevraagd om mee te werken aan een fotoshoot hoefde ik
niet na te denken. Het heeft ervoor gezorgd dat ik regelmatig in hun
advertenties opduik.
De EOvisie, de Metro of een plaatselijk
wijksufferdje, het maakt mij niet uit. Gekscherend bestempel ik mezelf als mediageil.
Ik ken mensen die het juist afschuwelijk vinden om op een foto te worden gezet.
Nou, ik niet! Maar wat is hier de reden van? Wat zit hier achter? De frustratie
dat ik het nooit op andere fronten ver heb geschopt? Heb ik mijn roeping gemist?
Of ben ik een narcist?
Mijn roeping? Wat had ik eigenlijk willen
worden? Ik heb daar nooit lang over nagedacht. Na de mavo eerst maar eens de havo
gedaan. En daarna het basisonderwijs als werkveld gekozen, niet te moeilijk
volgens mij. Ik koos toen al voor de veilige weg. Na de havo hoefde ik dus niet
te kiezen, het werd de pabo. Toen ik eenmaal op de pabo zat, begon ik toch nog
te twijfelen. De sph was misschien ook wel wat voor mij. Toen heette die
opleiding voor het laatste jaar nog hbo-j. Was het onderwijs wel wat voor mij?
Mijn hart lag toch meer bij de intensievere omgang met het individuele kind.
Na vier jaar pabo heb ik alsnog de
opleiding sph kunnen doen. Door een tweejarige kopstudie kon ik binnen de
geoorloofde zes jaar mijn tweede hbo-diploma halen.
Lesgeven was niet voor mij weggelegd,
ontdekte ik eerder tijdens stages en kortlopende invalbaantjes. Op
orthopedagogisch behandelcentrum Groot Emaus vond ik een ideale combinatie van
onderwijs en hulpverlening. Tijdens mijn zogenaamde carrière heb ik altijd op
één plek gewerkt. Dertien jaar na mijn aanname moest ik afscheid nemen. Maar de
MS stond een eerdere carrièremove ook in de weg. Als die er al was gekomen. De
directie van het Emaus College ben ik eeuwig dankbaar dat ik er zo lang heb
kunnen werken.
Hoe eerlijk kinderen kunnen zijn ontdekte
ik de afgelopen oudejaarsavond. Mijn neef Dirk Jan had mij uitgenodigd bij hem
thuis. Op een gegeven moment vraagt een van zijn zoontjes (zeven) aan zijn
ouders hoe ik naar de wc ga. ʺNou,
vraag maar aan Geert Jan zelf!ʺ
Een paar dagen later ben ik aan het eten bij vrienden en opeens vraagt hun
zoontje van zes, fluisterend in het oor van zijn vader, hoe ik naar de wc ga. ʺNou, vraag het maar aan Geert Jan
zelf!ʺ
En wat ik antwoordde? De waarheid, maar dan
wel pedagogisch verantwoord verpakt. En wat is de waarheid? Vraag maar aan
Geert Jan zelf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten