″O ja, voordat jij jouw gang gaat en ik het straks vergeet, nog even het volgende: je mag alles onder handen nemen, behalve de schilderijen. Daar ben ik zuinig op. En ten tweede, als je mij hoort praten, moet jij je daar niet van aantrekken. Dan heb ik het tegen mijn computer. Ik leg het je maar even uit, voor het geval jij je mocht afvragen of ik een eind in de ruimte zit te lullen.″
Iedere
woensdagmiddag is het partytime! Ook al is het slechts anderhalf uur, er wordt bij
mij thuis schoongemaakt. De volgende ochtend volgt de andere helft. Laat ik er duidelijk
over zijn dat dit natuurlijk geweldig is. Inderdaad heeft ieder nadeel zo zijn
voordeel. Over het algemeen lig ik in mijn bed als mijn vaste kracht komt. Hij
gaat zijn gang, ik val vaak in slaap. Maar vandaag niet, want hij is ziek. Sneu
voor hem, jammer voor mij. Hij weet precies wat hij moet doen, ik heb aan drie
woorden genoeg. De vrouw die hem komt vervangen ken ik niet. Het rustmoment neem
ik wel op een later moment. Waarschijnlijk dus niet!
Na
een korte kennismaking met de vrouw, nog geen 25 jaren jong, leg ik haar uit wat
mijn verwachting is en waar alles staat. Zodra dit volgens mij duidelijk is en
ik een mogelijk misverstand rond lullen in de ruimte heb voorkomen, duik ik
achter mijn laptop. Dat ik dat doe is trouwens niet meer dan een gewoonte,
waarbij ik ter plekke wel bedenk wat ik zal gaan doen. Schrijven, lezen, online
puzzelen? Eerlijk gezegd kan ik ook niet bedenken wat een alternatief zou zijn.
Weggaan kan niet en in kletsend achter haar aan rollen heb ik geen zin.
Het
wordt lezen, want een poging om te gaan schrijven moet ik al vrij snel staken. Het
nadeel – maar wat heet nadeel – als er iemand in huis loopt is dat de microfoon
nou eenmaal alles hoort, niet alleen dat wat hij moet horen. Helemaal als er
begonnen gaat worden aan het hoofdstuk stofzuigen. Vanaf dat moment wordt de
generatiekloof tussen ons, die al overduidelijk was, nu nog duidelijker. Aan
mij wordt gevraagd waar er een stopcontact is. Nu zijn er in mijn huis
ettelijke punten hiertoe, maar ik neem haar deze vraag maar niet kwalijk.
Vlak
achter haar hangen in een houder vijf elpeehoezen te pronken. Met mijn hoofd in
de betreffende richting wijzend: ″Achter de onderste elpeehoes zit er eentje.″
De vrouw kijkt mij niet begrijpend aan en dan realiseer ik mij dat de lp een
verre van vanzelfsprekend iets is voor haar. Met een glimlach vertel ik vol
trots over elpees, cassettebandjes en een vorig tijdperk. Voorzichtig peil ik
of zij nog ouders heeft om haar daarna erop te wijzen dat die misschien nog
ergens hun vinylschijven hebben bewaard. Af en toe verwissel ik elpeehoezen in
de betreffende houder. Ik heb al mijn elpees nog, zelfs nog een pick-up en ooit
volgt er nog een platenavondje.