Geheel onverwachts was het niet dat ik mij in het ziekenhuis moest melden. Wel dat het om die dag ging. Morgen moet ik voor deel twee erheen. Ik heb, niet voor het eerst, een steentje in mijn blaas. Een aantal weken terug zag ik het kiezeltje levensgroot op een beeldscherm. Met allerlei manoeuvres was het korreltje zijn vijand steeds te slim af.
Een
uroloog keek met mij mee, onderwijl in een opperste concentratie. Hij probeerde
immers met het betreffende grijpertje toe te happen. Driemaal raden
waardoorheen dit soort van tangetje naar mijn blaas werd geleid. En dan moest de
camera van dienst ook nog eens ergens vandaan komen. Pijn deed het niet, maar
prettig is anders. Het
speelgoed had wat weg van zo’n geval waarmee men op een kermis horloges of
knuffeldieren kan proberen te grijpen. Maar zoals altijd ging het ook nu steeds
mis. Na een flink aantal pogingen hield meneer het voor gezien. Het steentje
moest maar middels verguizen worden verwijderd, op een OK.
Bij
de afdeling Planning werd mij verteld dat ik wel eerst nog een anesthesist moest bezoeken. Of dit gecombineerd kon worden, want dat scheelt mij weer wacht-
en reistijd. Nee helaas, maar wel was mogelijk om ‘s middags een anesthesist te
bezoeken en na een nachtje opname ‘s ochtends te worden bevrijd van de
steentjes. Fijn natuurlijk, maar op het allerlaatste moment waren de plannen
kennelijk toch weer veranderd. Of ik ermee akkoord ging dat ik dan iets langer
in het ziekenhuis zou verblijven, twee volle dagen. Amehoela, zonde van de
tijd. Maar ik kon op de valreep de volgende ochtend komen voor een preoperatief
onderzoek.
Waar
de uroloog het die enkele weken terug bij verguizen nog over een korte afhandeling
had, wat qua tijd misschien ook wel zo is, bleek deze ochtend dat er wel
degelijk serieus over dit feestje wordt gedacht. Die ochtend verliep het
traject over drie kamertjes, drie gezichten en dus even zoveel
wachtruimtes. Dat wist ik op dat moment nog niet en dat was maar goed ook. Geheel
synchroon liep het niet, maar van een aantal bezoekers uit de eerste wachtkamer
was duidelijk dat zij hetzelfde traject die ochtend moest aflopen als ik. Ook in
de tweede en derde wachtkamer zaten dezelfde gezichten.
En
wat doet iemand die in de wachtkamer zit? Die pakt een tijdschrift, een krant of natuurlijk zijn of haar smartphone. Behalve Geert. Ik kijk wat om
mij heen en observeer. Een jongen van een jaar of 17 verlaat een kamertje,
gevolgd door zijn ouders. Geen blaasstenen denk ik, wel loopt hij met krukken.
Direct daarop zie ik een vrouw van mijn leeftijd binnenlopen. Ze duwt een rolstoel
met daarin een oudere man. Haar vader?
Dit
beeld raakt mij, want dat zou ik ook willen betekenen voor mijn ouders. Zij hebben altijd voor mij gezorgd. Sterker, dat gebeurt nog steeds geregeld. Nu zou
het andersom moeten zijn. Maar dat zit er niet in. Ja ik kan met hen
meedenken, hen adviseren. Maar ik zou hen graag concreet willen helpen, zoals
in hun tuin schoffelen, helpen met een computerprobleem of een van hen naar het
ziekenhuis brengen.
Helaas!