″Of jij dan ook nog alsjeblieft mijn portemonnee zou willen pakken.″ Zojuist heb ik boodschappen bij de kassa op de band laten leggen. De vrouw achter wie ik mij in de rij voeg, heb ik daartoe bereid gevonden. Vaak moet ik, als alles eenmaal is uitgestald, snel zijn om de aandacht te blijven vasthouden van degene die mij helpt. Mijn portemonnee moet immers ook nog tevoorschijn worden getoverd. Vandaag heb ik geluk, de vrouw vraagt uit zichzelf of zij nog wat kan betekenen voor mij.
Op
zich vraagt een uitleg aan wildvreemden waar mijn portemonnee zich bevindt niet
veel woorden, wel energie. Ter ondersteuning van mijn zachte stem knik ik dan met
mijn hoofd richting mijn rechter armleuning. Voor mijn gevoel is het hiermee
overduidelijk dat mijn portemonnee in het tasje daaronder zit. In de praktijk
blijkt dat degene die ik in een dergelijke situatie om hulp vraag, vaak niet
direct snapt wat ik bedoel, waar ze moeten zoeken. In een poging objectief te
zijn begrijp ik dat en ik mag hen dat natuurlijk ook niet kwalijk nemen. Maar stiekem
doe ik dat wel. Ongeduld?
Dit
keer weet deze vrouw vrij snel het bedoelde tevoorschijn te toveren. Zij reikt
mij hem aan, waarop ik met een hoofdknik ondersteunt voorstel om de zwartleren
beurs bij mijn boodschappen te leggen. ″Oh,
stom, had ik kunnen weten. Sorry!″ Ook
krijg ik, zoals zo vaak, de vraag gesteld of ik het niet riskant vindt dat ik
anderen mijn portemonnee laat pakken, of erger, namens mij laat pinnen. Maar
meestal bedenkt men zelf al een antwoord: hoe anders? Natuurlijk kan het anders,
dan zal ik een vrijwilliger moeten fiksen of een van mijn dochters charteren. Die
optie wens ik echter niet in te vullen, althans nog niet. Mijn mond en verstand
doen het immers nog prima.
In
mijn eentje boodschappen doen kan zelfs leuk zijn. Soms wordt hulp spontaan
aangeboden, nog voordat ik er om hoef te vragen. Hieruit kunnen korte, grappige,
bijzondere ontmoetingen ontstaan. Ik hoor uitingen van respect, medeleven, verbazing
of herkenning. Soms wordt men zenuwachtig, noem het onhandig. Eenmaal vond een
oudere dame het ongepast om zomaar mijn portemonnee te pakken.
Dat
ene groene, katoenen tasje onder aan mijn armleuning is belangrijk voor mij. Onmisbaar,
vanwege mijn portemonnee, maar ook omdat ik er een reisurinaal, de zogenaamde Uri-bag, in verberg. Onsmakelijk? Misschien
ondertussen wel. Het lapje stof is bedrukt met de Noorse vlag. Ik kocht het in
2011 op de boot terug van Oslo naar Kiel. Op de valreep dus nog een souvenir voor
een van mijn dochters. Door haar ondertussen afgedankt vorderde ik het na een
paar jaar terug voor mijn rolstoel.
Het
tasje mag wel eens vervangen worden. Dan koop je toch een nieuwe? Nu komen mijn
ouders op de proppen. Niks ten nadele van mijn ouders, verre van zelfs, die
lieverds. Zij jagen voor mij op een nieuw tasje. Mijn moeder struint de markt
af, mijn vader internet. Mijn opmerking dat zij daar toch echt niet zoveel
moeite voor hoeven te doen, wordt gepareerd. ″Jongen, we doen het graag voor je!″ Daar sta
je dan met je 46 jaar!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten