Inmiddels durf ik mijzelf te bestempelen als
zijnde een object dat zo nu en dan bij kinderen een soort van moreel besef aanwakkert.
Maar andersom ontbreekt dat ogenschijnlijk behoorlijk. Dit vraagt om een uitleg.
Het was mij vaker opgevallen en pas geleden
gebeurde het weer. Kennelijk vinden kinderen mij de moeite waard om te
begroeten, want geregeld wordt er mij een "hoi" of "hallo" toegeworpen. Eerlijk is eerlijk, de lichaamstaal
en blik in de ogen verraadt meestal gelijktijdig met het vriendelijke begroeten
een onzekerheid, wat ik ergens maar al te goed begrijp.
Ook al vind ik mijzelf vriendelijk naar kinderen toe, ondanks mijn onderwijs-verleden
is de term kindervriend natuurlijk lulkoek. Toch, de begroetingen zijn er
weldegelijk. Waarom? Dit verbaast mij. Ik glimlach
natuurlijk vriendelijk terug, maar denk stiekem ’ken ik jou? Ik ben toch niet de plaatselijke, sneue debiel?’ Heeft
het ermee te maken dat kinderen anno nu assertiever zijn geworden, dit wel
durven? Voorheen sprak ik echt niet zomaar een persoon aan! Laat staan iemand
in een rolstoel! Of lag dat aan mij, Meneer Schijthaas?
Moet ik deze vriendelijkheid maar niet te letterlijk interpreteren?
Maar hoe dan wel? Is het een vorm van beleefdheid? Misschien, al betwijfel ik
dat. Volwassenen groeten uit beleefdheid, weet ik uit ervaring, kinderen toch
niet? Of heeft het te maken met het feit dat ik in een rolstoel zit en een
passerend kind zich even geen raad weet met mijn verschijning in zijn of haar
nabijheid? Niet iedere passant wordt door een kind spontaan begroet, waarom Geert
dan wel. Of dit voor iedere rolstoelfan geldt durf ik niet te zeggen.
Onlangs had ik weer eens ruzie met mijn
kinbesturing. Op het fietspad stond ik stil, op zoek naar de juiste positie om mijn
weg te vervolgen. Een jongetje van ongeveer tien fietste mij van achteren voorbij,
keek om, keerde even verderop om en kwam weer naar mij toe. Of ik hulp nodig
had. Wat bijzonder van dit meneertje. Ik bedankte hem vriendelijk. Jammer dat
ik zijn ouders niet met deze daad kon complimenteren. Dus toch beleefdheid?
Overigens kan ik het ook niet laten om van
mijn kant de confrontatie met kinderen op te zoeken. Niet door te groeten, maar
door mijn tong uit te steken. Waar ik ook ben, in een winkel of onderweg, als
een kind mij aanstaart steek ik bijna als een automatisme mijn tong uit. Of dit
pedagogisch verantwoord is weet ik niet, de reacties die ik krijg zijn geweldig.
De een draait het gezicht zwaar verlegen meteen van mij af, een ander gaat de
strijd aan met mij en steekt terug. Verbaasde ouders tot gevolg, die hun kind
aanspreken en mij als aanstichter niet zien.
Dit automatisme van de tong uitsteken heeft mij, toen ik een zijspanmotortocht mocht maken, flink opgebroken.
Met Bert had ik afgesproken dat bij oogcontact met hem ik zou grijnzen als het
goed ging en mijn tong zou uitsteken bij negativiteit. Toen hij onderweg
overduidelijk uit enthousiasme zijn duim naar mij opstak, stak ik zonder
nadenken mijn tong uit. Binnen drie seconden stonden wij stil. Stom! Sorry! Misselijk!
Hoe vriendelijk ook bedoeld, soms laat ik het
kind in mij spreken. En spelen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten