maandag 14 december 2020

Herinneren

‘Jééétje, Jitske! Wat ongelofelijk leuk om jou weer eens te zien.’

Hoelang geleden het eigenlijk was, vroegen wij ons af. Zelf denk ik dat het bij dat teamfeestje was, waarbij enkele collega’s afscheid namen van onze school. Wegens verhuizing of een andere baan. Of omdat ik niet meer kon lopen. Dat was in juni of juli 2008, zo’n 12,5 jaar geleden.

Het contact, waaruit haar bezoek volgde, ontstond door een foto op Facebook. Het meisje was jarig, 15 geworden. Wat was die alweer groot geworden. Ik weet nog dat zij geboren werd. Of nou ja, dat zij aanstaande was in de buik van haar moeder. Jitske was dus een voormalig collega van mij.

Zij werd dat enkele jaren nadat ik was begonnen op de school van Groot Emaus in Ermelo, destijds een orthopedagogisch behandelcentrum genoemd. Aanvankelijk heette de school De Hoeksteen, hoe origineel. Na nieuwbouw werd dat het Emaus College. Toen was het nog steeds een school voor vso-zmok/mlk, wat tegenwoordigheid een cluster 4-school heet, maar dit alles terzijde.

Weet je nog zus of zo, kun jij je nog dit of dat herinneren. We waren het erover eens dat wij destijds geweldig werk hadden. Een boeiende doelgroep met zeker niet de makkelijkste jongeren en er was een leuk team met fijne collega’s en een goede directie. Naast dat er uiteraard klassikaal werd lesgegeven, groepsgewijs of individueel, wat zover ik mij kan herinneren behoorlijk intensief kon zijn, waren er ook veel lessen in praktijklokalen, gegeven door vakdocenten. Houtbewerking, techniek, sport, muziek of koken, waar wij als leerkrachten met de jongeren meegingen en voor de pedagogische ondersteuning moesten zorgen. Ook werden er schoolbreed veel activiteiten voor de jongeren georganiseerd, binnen en buiten.

Enkele jaren terug sprak een andere oud-collega van mij erover dat die jaren dat ik daar werkte eigenlijk wel de hoogtijdagen waren. Niet zozeer vanwege dat ik daar toen actief was, wel omdat in de loop de jaren door bezuinigingen en fusering veel veranderde. Zover ik weet heb ik eenmaal samen met een collega onder lestijd koffiegedronken bij de HEMA in Ermelo. De leerlingen uit mijn klas liepen stage, hen bezoeken had ik al gedaan in invallen was kennelijk niet nodig. ‘Dat is toevallig! Heb ik ook eens gedaan’, zei Jitske. ‘Best wel aso. Dat zou nu natuurlijk niet meer kunnen en absoluut niet meer in mijn hoofd opkomen.’

Vaak pikten we elkaar ‘s ochtends op voor Zwolle-Ermelo en vice versa. Nog gezellig ook en ‘s middags goed om stoom af te blazen. Terugkijkend, zelf een auto besturen ging mij steeds meer moeite kosten. Vooral het voetenwerk op de pedalen, tijdens filerijden loodzwaar. Maar toegeven? Kop in het zand. Hoezo onverantwoord? Ook heb ik wel eens de collega’s flink boos gemaakt met mijn rijgedrag. Maar pas toen ik ging inzien ook mijn kinderen in gevaar te brengen, gaf ik het op.

We spraken ook over de realiteit van het leven daarna. Ik over mijn fysieke achteruitgang, het invullen van arbeidsongeschikt zijn en een mentale groei. Jitske had haar verhalen. Toen zij wegging bleven er nog veel herinneringen liggen. To be continued!

Ga nooit vergelijken, want ieder huisje heeft kennelijk zijn kruisje.

What do you want to do ?
New mail

woensdag 2 december 2020

Leeftijd

Dan zal er dus wel een verschil bestaan tussen de woorden werkelijkheid en waarheid. Maar wat? Jeetje, waar gaat dit over. Ik hoor het ook mijzelf denken. Gaat Geert opeens op de filosofische toer?

Onlangs, na een enigszins frustrerende ochtend, begon ik de middag met wat inmiddels een vanzelfsprekendheid zou moeten zijn en dat meestal ik ook wel is. Maar dat het houden van een siësta, liefst op bed liggend, toch nog niet onlosmakend is verbonden aan mijn levensprotocol is grotendeels eigenlijk mijn eigen schuld. Wanneer ik zelf de tijd voor een afspraak mag bepalen houd ik er uiteraard rekening mee. Maar wanneer mij een afspraak wordt voorgesteld of een soort van opgelegd, ben ik minder consequent. Hierbij is het ook een kwestie van aanvoelen of ik mijn eigen belang voorop kan stellen. Bescheidenheid? Niet teveel eisend willen zijn? Zeg het maar.

Een van de ADL-ers die mij op dat moment helpt vraagt of ik nog wat bijzonders heb gedaan die ochtend. Nou, nee dus. Niet meer dan een beetje lummelen, een online puzzeltje om de hersenen te kraken en een krantje lezen, coronaperikelen, Baudet-soap. ‘En je hebt zeker wat geschreven? Dat doe je toch graag?’ ‘Klopt, maar vanochtend niet.’ Ik wilde wel maar het lukte even niet. Ook al weet ik dat de inspiratie vanzelf komt, op zo’n moment is het balen.

Een paar seconden later, ik heb altijd wel enkele gangmakers paraat, ben ik openlijk benieuwd naar haar zogenoemde ware leeftijd. ‘Eh, wat een vraag’, hoor ik. ’Maar wat is die van jou?’ Uiteraard was ik daar op voorbereid. Zonder nadenken flap ik eruit dat gevoelsmatig de teller op 35 jaar is blijven steken. ‘Maar omdat ik dit eigenlijk al jaren brul zou mijn ware leeftijd nu inmiddels ergens rond de 45 moeten liggen. Toch?’ De ADL-er wijst mij erop dat ik nu wel weer een interessant onderwerp heb voor een blog. Ze heeft gelijk.

Wat is waar, wat is werkelijkheid. Door eigen onkunde moest Google mij enig inzicht in deze vraagstelling bieden. Waarheid is zoiets als datgene wat wij zelf creëren en formuleren als hoe het is, dus zullen er ook veel waarheden zijn. In die zin is Trumps gekakel nog te begrijpen. Met werkelijkheid wordt waarschijnlijk bedoeld: dat wat vrijwel iedereen vindt. Behalve dus Donald en zijn angstige Trumpianen.

Mijn ware leeftijd, oftewel: hoe oud voel ik mij? De afgelopen jaren en nog steeds eigenlijk wel, voel ik mij dus beduidend jonger dan uit mijn geboortejaar zou moeten blijken. Is het toeval dat ik deze gevoelsleeftijd instel op de tijd dat mijn leven opnieuw ging leren leven? Dat denk ik niet. Vanaf die tijd ben ik door scheiding en fysieke achteruitgang zelfstandiger, bewuster, intenser het alledaagse ingedoken.

Laat ik wel eerlijk zijn. Daartegenover staat dat ik mij tegenwoordig, al dan niet terecht, ook juist wel eens een stuk ouder voel. Oorzaken? Misschien het bereiken van de snoeiharde 50-grens, het gevoelsmatige vacuüm dankzij de corona-epidemie of het steeds vaker vergeten van woorden. Dan is er nog het toegeven aan de zoveelste blaasontsteking of het weer eens moeten dragen van een luier.

Toch blijf ik jonger. De leeftijd aanpassen kan niet, de leefwijze wel!

What do you want to do ?
New mail

vrijdag 20 november 2020

Sollen

‘Wat is er in godsnaam dan voor jou besteld?’ De verbazing spat van de vraag af. Lees ik schaamte? De wens is immers de vader van de gedachte.

Onlangs maakte ik een afspraak met Welzorg om een besturingskastje achterop mijn rolstoel te plaatsen. Iets met een joystick, heel veel knopjes en een display. Doet er eigenlijk ook niet toe. Voor mij wel natuurlijk, voor dit verhaal niet. Feitelijk was het een rare situatie, want enerzijds wachtte ik al een eeuwigheid op dat moment, maar tevens was het een overbodige actie. Uitleg!

Twee maanden geleden, ‘s avonds in de stad, hield mijn rolstoel er opeens mee op. Daar schreef ik al eens eerder over. Een monteur concludeerde de volgende dag dat de oorzaak in het betreffende besturingskastje zat en deze vervangen moest worden. Wie zou ik zijn om daaraan te twijfelen. Wel was er enige verbazing bij mij. Deze rolstoel is amper een jaar oud. Nu al kapot? Het door hem bestelde alternatief zou waarschijnlijk spoedig binnenkomen en dan zou hij ook meteen langskomen voor montage. Misschien overmorgen, anders na het weekend.

Dagen werden weken. Zeer frustrerend, alleen al omdat er al die tijd nog steeds sprake was van een storing in de stroomvoorziening. Ging het om een kabelbreuk? Een los contact? Snoeren en dus keuze zat. Feit was dat pas na gemiddeld 17 pogingen de rolstoel aanging. Dan gaat het alleen om dat wat ik zelf kan bedienen, het kastje achterop was morsdood. Ook was het iedere keer maar de vraag of ik mijn laptop kon gebruiken. Drie weken later werd door dezelfde monteur als hierboven, die behoorlijk verbaasd was over de gang van zaken, tijdelijk een ander kastje geplaatst. Zowaar, alles werkte weer. Wat nou noodvoorziening, dit was gewoon niet minder dan de ultieme oplossing!

Weer enkele weken later, de bestelling was kennelijk binnen, werd er een afspraak gemaakt voor donderdag 29 oktober. Waarom dit anno 2020 zolang moest duren? Je ne sais pas. Inmiddels had ik dus eigenlijk geen probleem meer. En dus annuleren? Tja. Een dag daarvoor, de 28e, kwam de vraag of woensdag 4 november ook mocht. De reden daarvoor was achteraf wel duidelijk. Maar goed, die paar dagen kon ik op dat moment ook wel wachten. Die woensdag moest ik van mijn kant helaas afmelden wegens een verplichte quarantaine.

Toen ik weer in de mogelijkheid was mensen te ontvangen, maakte ik dus de nieuwe afspraak met Welzorg. Op woensdag 11 november zou tussen 9:00 en 13:00 het betreffende kastje worden geïnstalleerd. Die middag om 13:30 bel ik of het klopt dat ik nog steeds moet wachten. ‘Ja, dat klopt, maar de monteur is onderweg. Nog even geduld meneer!’ Een uur later krijg ik de beschamende mededeling dat de monteur niet komt, omdat het kastje er niet is! Het is spoorloos, ’maar we gaan er achteraan!’ Als ik uit wanhoop alle betrokkenen per e-mail inlicht over deze gênante vertoning, krijg ik van een Welzorg-adviseur bovenstaande vraag.

De volgende dag word ik gebeld. De bestelling was nu opeens wel binnen. Toeval? Geloof het zelf! Dezelfde dag werd het kastje gemonteerd. Dat deze handeling feitelijk niet meer nodig was, hield ik maar stil!

 

What do you want to do ?
New mail

maandag 9 november 2020

Overmacht

Natuurlijk had ik deze samenloop van omstandigheden nooit kunnen voorzien.

Toen ik enkele dagen terug de bestelling plaatste, hield ik er uiteraard rekening mee dat bij mij nou eenmaal niets vanzelfsprekend is. Niks voorgevoel, gewoon realisme. Maar dit? Op de relativering ‘het komt wel goed’ durfde ik toen nog te vertrouwen. Onterecht zou aanvankelijk blijken!

Ook bij dit avontuur waren bruikbare handen onmisbaar, al was het alleen voor de letterlijke finishing touch. Het gaat immers om best wel veel knopjes! De tijd van ‘stekker erin en klaar’ is niet meer. Om de apparaten in mijn keuken te plaatsen waren er Coolblue-mannen beschikbaar. Maar het definitieve afstellen kon pas die avond gebeuren.

Waarom ik een nieuwe koelkast en idem vaatwasser kocht? Was dat nodig? Wat is nodig, vroeg ik mezelf ook al af. De apparaten deden het nog, maar waren ook wel bijna 13 jaar oud en dat was te merken, vond ik. Dus! Het idee ontstond afgelopen zomer toen mijn huis toch al een behoorlijk metamorfose onderging.

Toen ik wist dat de apparaten op maandag tussen 12 en 17 zouden worden gebracht zette ik de voorgangers, die in principe door de heren van Coolblue zouden worden meegenomen, nog snel op Marktplaats. Met succes, want in no-time verkocht.

Nu schakel ik over naar wat er zich gelijktijdig op de achtergrond afspeelde. Of eigenlijk moet ik spreken over voorgrond, want niets zo belangrijk als de gezondheid. Toch? Kennelijk stel ik andere prioriteiten. Al enkele dagen had ik een soort van druk op de borst. Hoe dat kwam? Iets met het hart? Geen idee, niet doortastend, kop in het zand.

Misschien enorm onbenullig, maar die maandagochtend kreeg ik pas de ingeving ook eens aan corona te denken. Op het internet las ik dat een druk op de borst als een der coronakenmerken wordt vermeld. Na advies van huisarts en GGD kon ik die middag nog thuis getest worden. Nooit geweten dat je met een stokje zo diep in je neus kon graven. Wat een nare ervaring, maar dat terzijde. Ik zou overigens de uitslag via mijn DigiD kunnen opzoeken, dus dat ging ik maar doen. Bij een positieve uitslag zou ik sowieso gebeld worden.

Die maandagavond wilde ik mijn koelkast en afwasmachine goed laten afstellen. Dit vraagt wat tijd, die er door omstandigheden niet was bij Fokusmedewerkers. Even iemand anders vragen was niet mogelijk, want wachtende op de uitslag mocht ik niemand ontvangen. Maar positief gestemd over de waarschijnlijk negatieve uitslag, besloot ik mij te focussen op de  volgende avond. Dan zou een vriend langskomen.

De volgende dag werd ik ‘s middags gebeld door de GGD. Schrik, slik, de druk op de borst verdubbelde spontaan. Dus toch? Maar een iets te vriendelijke stem feliciteerde mij met een negatieve uitslag. Tijd voor opluchting was er niet, want even later belde Fokus dat ik wegens een coronabesmetting voorlopig in quarantaine moest. Dat betekende dus geen bezoek ontvangen en dus geen apparaten kunnen gebruiken. De inhoud van de inmiddels verkochte koelkast stond deels bij mijn ouders en grotendeels op mijn balkon.

En toen? Moest ik blij zijn of mocht ik flink balen?

Achteraf weet ik dat het heus wel weer goed komt.

 

dinsdag 3 november 2020

Probleem

‘Fijn Geert, dat had ik trouwens al verwacht. Zover ik weet ben jij met jouw bakkes maar wat graag in beeld.’

Het cynisme droop er vanaf, maar diegene schoot wel raak. Haar woorden kwamen na mijn antwoord op de vraag of ik wilde meewerken aan een item voor RTV Oost. Mediageil? Ach, een big smile is zo getoverd en ik heb ook altijd wel een woordje klaar. Al luister ik inmiddels niet graag naar mijn nogal krakende, onduidelijke stem.

Ook over het onderwerp van deze ochtend kon ik uiteraard meepraten. Het gaat immers iedereen aan, dus ook mij. Maar van vanzelfsprekendheid is hierbij absoluut geen sprake. Het ging om een stukje media over het gebruik van mondkapjes. Daarbij zou ik in een één-tweetje met Rick Brink, de minister van gehandicaptenzaken, een keerzijde gaan belichten. Die ochtend vertelde Rick dat er bij hem veel signalen binnenkomen van mensen met een handicap die gewoonweg geen mondkapje kunnen dragen. Dit vanwege hun beperking, aandoening of ziekte, maar daarop wel worden aangekeken. Men wordt bijvoorbeeld geweigerd bij het willen reizen met een taxi.

Als er een noodwet van kracht gaat, waarin het gebruik van mondkapjes voor iedereen verplicht wordt gesteld, dan moeten de uitzonderingen ook worden opgenomen in deze wet. De minister legde uit dat het bewerkstelligen van deze wens logisch lijkt, maar dat daarvoor veel uitleg en overleg nodig is. Bij de ambtenaren die de wet maken en bij de kamerleden die hierover gaan beslissen.

‘Ik kan er naar kijken maar dan zit dat ding over vier eeuwen nog niet om mijn oren’ en ‘nu lijk ik net een outlaw die niet doet wat eigenlijk wel zou moeten.’ Deze oneliners produceerde ik, nadat de voice-over aan de kijkers meedeelde dat het voor mij onmogelijk is om een mondkapje op te zetten.

In mijn geval klopt het dat ik het lapje stof niet zelfstandig kan plaatsen, maar onoverkomelijk is dat nog niet.  Eenmaal aangebracht kan ik er enigszins mee overweg. Ook al heb ik het idee dat de capaciteit van mijn longen minder groot is geworden, de ademhaling kan dat logge lichaam van mij nog voldoende voorzien van zuurstof, ook met een mondkapje. En mijn oren zijn groot genoeg om het op de plaats te houden. Daartegenover staat dat ik met zo’n lapjes stof over mijn kin mijn rolstoel niet zo goed kan besturen. Neem dat maar gewoon van mij aan.

Mijn lippen op elkaar persen en dan een duikbril opzetten of een knijper op een neus klemmen is ook zo’n gedoe. Maar wat dan wel? Zeg het maar. Ideaal is als ik de rolstoel door een ander laat besturen en ik mij vanachter een mondkapje een stuk veiliger en relaxed kan voelen. Wat sowieso ook helpt is gewoonweg de drukte niet opzoeken. Jezelf opsluiten hoeft volgens mij niet. Winkelen is toch niet heilig?

Het filmpje ging behoorlijk viraal. Gelet op de vele reacties die volgden blijkt maar weer dat het probleem veel voorkomt. Wel moge nu duidelijk zijn dat ik ten onrechte complimenten kreeg dit onderwerp te hebben aangesneden. Die eer is oneerlijk.

Ik wilde alleen met mijn bakkes op een beeldscherm. Of zoiets!

maandag 19 oktober 2020

Zijn

Door anderen, maar zeker door zelfevaluatie, ben ik er vaak genoeg mee geconfronteerd. Van officiële kant zou het de derde keer worden dat ik het zou gaan horen, maar die meeting was nog aanstaande, dus dit voorval noem ik maar de tweeënhalfste keer.

Iedere Fokuscliënt heeft een ADL-er als contactpersoon. Ik niet, ik heb er twee. Een zwaargewicht? Misschien. Een jaar geleden kreeg ik van hen te horen dat collega’s de samenwerking met mij geregeld als onprettig ervaarden. Toegegeven, dat vermoedde ik al.

Afhankelijkheid leidt ook bij mij nog wel tot frustraties. Mijn tong afbijten lukt meestal wel. Dat ik ook maar een mens ben is een wel erg makkelijk excuus. Ik zou snel mopperig zijn en medewerkers schrokken nog al eens van een plotsklaps ‘hohohowowowowo’. Door hen waarschijnlijk ervaren als snauwend en respectloos. Maar voor mij niet meer dan een reactie wanneer ik op dat moment niet zo snel op de juiste woorden kan komen. Het raakte mij, was niet leuk om te horen. Tegenspreken of ontkennen doe ik niet, verklaren wel.

Mijn leven beteren ging mij niet goed af, want enkele maanden geleden kreeg ik van beide contactpersonen eenzelfde boodschap te horen. Er waren recentelijk een aantal nieuwe medewerkers aan het team verbonden. Zij hadden soms ook nogal moeite met mijn moeilijk te voorspellen gedrag. Serieus, ik deed mijn best maar begon ook te geloven dat ik de boeman ben van het Fokusproject waar ik woon. Kennelijk ging er een schokgolf door het kantoor van de medewerkers heen, wanneer ik om assistentie vroeg.

Onlangs, na een afspraak met een van de contactpersonen betreffende iets totaal anders, werd mij op de valreep gevraagd of ik de week daarop tijd had voor een gesprek met haar collega, samen met een coach van Fokus. Jeetje, alweer?! Ik voelde me hier behoorlijk door overvallen en uitte mijn ongenoegen. I know, don’t blame the messenger. Dàt deed ik dan ook niet.

Een week later begon de meeting ermee dat hen bekend was dat ik nogal boos had gereageerd op de aankondiging van deze meeting. Waarschijnlijk was daarbij niet uitgelegd dat de situatie op dat moment zeer ongelukkig was. Een excuus mag ik het niet noemen, misschien wel een verklaring.

Toen het voldongen feit betreffende het aanstaande gesprek aan mij werd verkondigd, waren er nog twee personen aanwezig in mijn woonkamer. Een minuut daarvoor waren bijna tegelijkertijd een voor mij geheel onbekende schoonmaakhulp en een monteur voor mijn rolstoel binnengekomen. Terwijl de technicus meteen aan mijn rolstoel ging sleutelen, stond de ander op uitleg van mij te wachten. Oftewel, het was een voor mij onoverzichtelijke, enigszins stressvolle situatie, waarbij ik mijn aandacht over drie personen moest verdelen. En dat kan ik niet meer zo makkelijk. Misschien daarom hield ik mij niet in om mijn ongenoegen duidelijk te maken. Ben ik naar mijn idee bezig om aan mezelf te werken, is het nog niet goed. Of ben ik gewoon super eigenwijs? Misschien.

Wat er verder besproken is doet er niet toe. Of eigenlijk wel natuurlijk, maar dat is niet erg chic. Toch? Beloofd, ik zal laten zien een vriendelijke en respect hebbende kerel te zijn.

Eigenlijk moet ik dan gewoon mezelf blijven.

 

zaterdag 3 oktober 2020

Schrikken

 ‘Koud afdouchen vind ik juist erg prettig en nee, ik zou niet graag met jou willen ruilen.’

Bovenstaande woorden, of iets van soortgelijke strekking, kreeg ik onlangs te horen tijdens een nauwelijks noemenswaardig voorval In mijn badkamer. De begeleidende communicatie raakte mij behoorlijk. Terecht, onterecht? Zeg het maar.

Die ochtend zat ik dus, zoals eigenlijk iedere dag, zo’n 20 minuten na het wakker worden op mijn douchestoel. Twee ADL-ers bewegen zich om mij heen gedurende het proces van wassen. Het is dat ik dat gewoonweg weet, want ik ben nog bezig met het landen op aarde. Oftewel, het was de avond daarvoor een latertje. Maar dat terzijde.

Plotseling schrik ik op van een scheut koud water over mijn arm. Niet ijskoud, ook geen emmer vol, maar genoeg om ervan te balen. De ogen openend kan ik nog net zien dat er een washandje boven mijn lichaam werd uitgeknepen. Kennelijk is deze al even niet gebruikt, dus afgekoeld, dus koud water.

De reactie daarop is zowel fysiek, een kleine schokkende beweging, als verbaal: ‘hohohowowowowo.’ Mijn eerste gedachte zal zijn geweest: jeetje, doe normaal, wat is dat koud. Maar zoals wel vaker heb ik zo gauw niet de juiste woorden paraat en schakel ik over op een salvo van klanken. Afasie? Gelukkig niet. Misschien te vergelijken met een stotterende kerstman.

Toegegeven, er zijn natuurlijk ergere dingen om van te schrikken. Omdat de betreffende persoon dit waarschijnlijk gedachteloos doet, wil ik haar hierop aanspreken. Niet verwijtend bedoeld, wel als aanwijzing, voor een volgende keer. De eerste reactie van beide dames is een verbaasde blik, vergezeld met ‘wat is er?’ Dat ze zijn geschrokken kan ik mij ook voorstellen, aangezien uit volledige stilte opeens mijn luide salvo klonk en dat in deze nogal holle ruimte.

Trouwens, nu bereikt dit schrijfsel een enigszins hot item van Geert binnen Fokus. Onlangs kreeg ik wederom te horen dat ik nogal fel uit de hoek kan komen met mijn hohoho’s. Dat weet ik, begrijp het en probeer er op te letten, maar helaas heb ik dat toch niet altijd onder controle. Men kent dit van mij, al zeg ik dit niet om het goed te praten, maar voor nieuwe medewerkers schrikken hier vaak van.

Die ochtend ervaar ik weinig begrip. ‘Ach piepert, dat is toch lekker! En gezond voor het lichaam.’ Ja, dat weet ik, deed dat voorheen ook altijd, maar nu ik de waterstraal niet meer zelf kan bedienen, heeft dit lef geen plek meer bij mij. Het is nog mogelijk, maar durf ik te vertrouwen op anderen? Behalve het mij niet serieus genomen voelen, ging ik ook twijfelen. Stelde ik mij aan? Het ging immers maar om een onbenullige handeling. Twee seconden probeerde ik tot 10 te tellen, maar verder lukte het wegslikken van mijn frustratie rond niet gehoord worden niet. Het enige wat ik kon uitbrengen was: zullen wij anders ruilen? Dat wilde ze dus niet.

Achteraf met mezelf evaluerend, begrijp ik echt wel dat zij het niet zo bedoelen. En ik plaats zelf ook vaak opmerkingen, grappig en totaal niet serieus bedoeld. Dus zelf incasseren hoort er ook bij, ook nu.

Ook ik heb mijn grenzen.

vrijdag 25 september 2020

Uit

‘Leuk! Dàt is lang geleden.’

Een vriend stelde voor om de volgende avond in de stad een terrasje te pakken. Mooi weer, zin, tijd, doen! Waarom ik dat nooit meer doe? Zeg het maar. Niet gevraagd? Doe niet zo zielig! Drukte, geroezemoes, moeilijk te verstaan, dus geen zin? Klopt. Een hekel aan die hobbelige straten? Idem.

Inmiddels ben ik de joystick achterop mijn rolstoel en daarmee ook mijzelf serieus gaan nemen. Het accepteren dat ik ook buiten de deur meer begeleiding nodig heb voelt als een soort van overwinning. Ieder nadeel heeft een voordeel, mijn horizon wordt hiermee ook verbreed. Ook het zelfstandig meeliften met de stadsbus ben ik aan het afzweren, vandaar dat ik hem vroeg om mij op te halen.

Zodra wij in het centrum zijn uitgestapt, wil hij de besturing overnemen. ‘Eh, liever niet! De eerste 50 meter doe ik graag zelf!’ We staan nog bij de bushalte, wat een smalle stoep is met stoepranden van zeker 30 cm waar ik niet graag vanaf donder. Daarna volgt er nog een drukke weg, waar ik onder het toeziend oog, lees: de tijdsdruk van, een knipperend groen mannetje en ronkende auto’s niet graag stuntelend paniekerige pirouettes wil opvoeren. Voor hen die nog nooit de joystick hanteerden, dit is zeker geen vanzelfsprekendheid. Ik zal aanvankelijk alle kanten worden opgestuurd, behalve de juiste. Met ’geeft niet, voel je niet opgelaten, oefening baart kunst’ probeer ik de persoon achter mij gerust te stellen. Ik blijf kalm, echt, behalve bij een stoeprand.

Blablabla… terras… kletsen… koekeloeren… biertjes … bitterballen … gezellie… so far so good!

Bij het aftaaien ben ik nog geen 10 meter verwijderd van waar wij zaten, slaat mijn rolstoel af. Schrikken natuurlijk en al is het wel eens vaker gebeurd, dit klopt natuurlijk niet! Bij het aandoen geven lampjes luid en duidelijk een storing aan. Wat ik dacht laat zich raden. Poging zoveel, eigenlijk tegen beter weten in, had zowaar effect. Net op tijd, het alarmnummer van Welzorg stond al paraat om te bellen. Enigszins opgelucht maar gauw naar de bus, naar huis. Ik moest zelf weer aan de bak, want de joystick achterop deed niks.

De volgende dag was de situatie nauwelijks verandert, eigenlijk verergert. Want toen mijn rolstoel na vier pogingen zowaar opstartte, bleef enig contact tussen mij en mijn laptop uit. Maar opnieuw een dag later kon ik trouwens wel weer digitaal werken. Begrijp jij het nog?

Om 8:30 gaf ik aan Welzorg het euvel door en de iets te begripvolle medewerkster beloofde mij dat de monteur in ieder geval binnen twee uur zou bellen voor een afspraak die dag. Beloftes van Welzorg ken ik ondertussen en ik was niet geheel verbaasd dat de verlosser zonder bericht vooraf om 14:00 aanbelde. Kakkerdekak, net nu ik op bed lag. Dat ik beter in de rolstoel kon zitten vond de monteur ook. Toekijkend hoe hij twee meter verderop mijn rolstoel afspeurde naar een mogelijke oorzaak, kon ik al raden dat hij mij zou gaan mededelen niets te kunnen vinden.

Nu, ruim een week later, lijkt het probleem zich geheel vanzelf te hebben opgelost. Heel fijn natuurlijk, maar het vertrouwen is volledig weg.

 

vrijdag 4 september 2020

Grensverleggend

 ‘Het parachutespringen kan niet doorgaan. De bewolking hangt te laag, waardoor duo-sprongen sowieso niet worden gemaakt. De rondvlucht boven het eiland gaat wel door.’

In de loop van die ochtend kwam de mededeling. Dat dit een mogelijkheid was wist ik en om dan maar solo een sprong te maken was ook geen optie. ‘Wat jammer’, reageerde ik nog hardop, maar inmiddels was wel duidelijk dat ik dit niet echt meende.

Volledig aanwezig was ik wel, maar binnenskamers dacht ik voortdurend aan dat ene dilemma: ja of nee. Dat was al zo sinds Texel onverwacht in beeld kwam het geval, nu al zeker een aantal weken lang, maar vandaag was de dag waarvan ik wist dat die zou komen.

Het voorliggende weekend was ik er door meer dan genoeg afleiding nauwelijks mee bezig geweest, maar op de valreep zocht ik dus toch weer naar dat wat ik wilde horen. Mijn twijfel werd met iedereen gedeeld. Maar Geert, waarom? Regeren is vooruitzien, had in Zwolle al een beslissing genomen! Waarschijnlijk wilde ik niet erkennen dat ik dit avontuur beter aan mij voorbij kon laten gaan. Ik had immers toch ook aan Paragliding gedaan. Net zoiets, toch?

Het moge duidelijk zijn: enig gevoel voor dramatiek is mij niet vreemd. De spanning hou ik immers eigenhandig in stand. Hoewel er feitelijk nog maar nauwelijks twijfel was, diep van binnen had ik nog geen definitieve keuze gemaakt. Ergens bleef de optie nog open om mijzelf naar beneden te laten donderen met iemand aan mijn rug geplakt. Misschien hadden de Texelse durfals nog bepaalde, mij volledig overtuigende argumenten.

Het zijn op het eiland was tot nu toe geweldig verlopen en dat zou de rest van de week zo blijven. ‘Hoezo, kan niet?, het motto van stichting De Hinkelaar was toen al enkele keren vet onderstreept. Op een elektrische strandrolstoel wist ik nogal wat kilometers strand te bedwingen en met een ander wagentje dook ik een behoorlijk enthousiaste zee in. De wens was om met mijn voeten het zeewater te voelen. Na die eerste te hoge golf wilde ik meer! Het zoute water in mond en ogen was smerig en pijnlijk, maar geweldig tegelijk. Later die week heb ik mij op een duofiets laten verankeren. Een driewieler met twee zadels en vier pedalen. En hoe ik daarop bleef zitten? Net als bij alle andere grensverleggende activiteiten. Dankzij vrijwilligers, een aantal spanbanden, enkele kussens en heel veel ducttape.

Inmiddels was ik overtuigd dat parachutespringen niet voor mij is weggelegd. Ook ik heb kennelijk grenzen. Of het verstandig zou zijn geweest, zeg het maar. Die middag konden wij in een sportvliegtuigje de lucht in. ’Eitje!’, dacht ik nog. Mij achterin proppen was niet vanzelfsprekend, maar niets is onmogelijk. Halverwege moest ik aan mezelf erkennen het best wel eng te vinden. Dat ik naast een gammel ogend deurtje zat en er ook nog een stuk ducttape op was geplakt zal hierbij hebben meegespeeld. De arm van de vrijwilliger naast mij, om mijn hoofd te ondersteunen, deed mij goed.

Toen ik hoorde dat wij op 500 meter hoogte waren geweest en parachutespringen ongeveer 3500 meter daarboven begint, wist ik genoeg.

Er zijn nog genoeg andere grenzen te verleggen.

 

vrijdag 14 augustus 2020

Anders

‘Absoluut niet, ik zou er gek van worden.’

Zojuist vroeg ik aan iemand of zij de chaos in mijn woonkamer zou kunnen weerstaan. Mijn leeftafel is bezaaid met fotolijstjes, bonnetjes, noem maar op. Op de grond staan nog steeds enkele dozen met een inhoud die weer terug moet naar muur, kast, keuken, wherever.

In de schaduw van die andere grensverleggende activiteit moest ik recentelijk nog een soort van buitensporigheid zien te overleven. Overigens heb ik betreffende het parachutespringen nog steeds geen beslissing durven of willen nemen. Gevoelsmatig heb ik een kleine stap naar ‘springen’ gezet, door in ieder geval een aanbetaling te doen. Op het laatste moment afzeggen is makkelijker dan andersom!

Al jaren fantaseer ik erover, maar concretiseren kwam er tot nu toe niet van. Hiervoor niet doortastend genoeg zijn, noem het lef hebben, de verklaring die ik gerust aan een aantal gemiste kansen uit mijn leven durf toe te dichten, gaat natuurlijk niet meer op. Het is een kwestie van wel willen, niet kunnen. En geld!

Het idee ontstond enkele maanden geleden, de wens kreeg al snel steeds meer kleur. Dankzij de pandemie begon ik mijn kans te ruiken. Zo ging het feestje rond mijn 50e verjaardag niet door en ook de min of meer traditionele voorverkoop van theaterkaartjes voor het nieuwe seizoen, vind dat gerust behoorlijk overdadig, ging natuurlijk niet door. Hoe dan ook, ik mocht mezelf gaan trakteren op dat wat ik eigenlijk al jaren wil

De onmiskenbaar belangrijkste triggers in de wens tot verandering zijn mijn gordijnen. Vanaf de 1e seconde dat ze ruim twaalf jaar geleden door de betreffende gordijnenboer werden opgehangen wist ik dat zij niet het eeuwige leven zouden hebben. Althans niet bij mij. Spijt! Maar ik had ze toch echt zelf gekocht. Prima kwaliteit, maar die kleuren. Ik was toch niet blind?

 ‘Ga nooit met je vader gordijnen kopen!’ Hiermee scherm ik om niet een der grootste flaters uit mijn bestaan volledig op mijn eigen conto te hoeven schrijven. Mijn vader wordt hier volledig onterecht als soort van hoofddader aangewezen, terwijl hij gewoon door mij is gevraagd mee te gaan. Een week daarvoor waren wij samen op jacht gegaan, waarbij er al snel succes was. Ik had toch echt het idee gebroken witte gordijnen te hebben gekocht. Maar een week later werd ik geconfronteerd met een mix van zalmrose, lichtbruin en een soort oranje. Onlangs zei iemand: ’typisch ziekenhuisgordijnen.’ Dat ik het toch nog zo lang heb volgehouden komt door nuchter zijn, kunnen relativeren en wederom geld.

Inmiddels is de ’extreme make-over’ achter de rug. Het contrast tussen nu en drie weken terug is enorm. Andere kleuren op de muur, andere afbeeldingen ingelijst en onder meer nieuwe gordijnen besteld. Het verven ging razendsnel, het verder opleuken aanvankelijk ook. Maar het wegwerken van wat tijdelijk ingepakt was nam steeds meer tijd in beslag. Totdat ik indirect wakker werd geschud en moest gaan erkennen dat het een puinbakje in mijn huis was. Wat ik aanvankelijk nog leuk vond, leven in de klusmodus, duurde te lang. Het overzicht raakte ik kwijt.

Dankzij doordacht delegeren aan anderen is alles op orde en is er rust in de tent.

En ben ik heppiedepeppie!


zondag 2 augustus 2020

Extreem

Hoe egocentrisch kun je zijn. Terwijl een pandemie vrijwel al het leven op aarde bepaald en, laten we dat niet vergeten, er wereldwijd ook nog oorlog, honger, natuurgeweld of anderzijds ellende bestaat, heb ik een groter dilemma aan mijn hoofd.

Sommigen vinden het idee geweldig: ’natuurlijk moet je dat doen’, ’je hebt zoiets toch al eens eerder gedaan?’ of ‘hoe vaak krijg je nou zo’n kans?’. Anderen zijn het daar absoluut niet mee eens: ’ben je levensmoe of zo?’, ‘jij, met jouw beperking?’ of ‘doe-toch-eens-nor-maal!’. Ergens tussen deze brij aan antwoorden bivakkeert Geert.

In een andere situatie zou ik mezelf opdragen om mijn gevoel te volgen, maar dat is binnen deze innerlijke strijd niet zo eenvoudig. Mijn gevoel zegt: doen, niet doen, denk aan jouw lichaam, carpe diem en nog wat tegenstrijdigheden. Mijn verstand zegt hetzelfde. De volgende dag volgen er andere gedachten, wel van dezelfde strekking

Met stichting De Hinkelaar, waarmee ik de afgelopen jaren vaker op pad ben geweest, zou ik in de laatste week van augustus naar Oostenrijk gaan. De Hinkelaar richt zich op het organiseren van grensverleggende activiteiten, onder het motto ‘hoezo, bestaat niet?’. Zo heb ik in de Vogezen in een karretje, voortgetrokken door een serie huskies, door de bossen geraasd en een dag later met een joëlette, een soort van eenwieler door de bergen gewandeld. Ook heb ik een paar honderd boven het meer van Annecy aan een lap stof gehangen.

De heftigste doodsangsten beleefde ik op Terschelling. Op het strand op weg naar de plek waar ik zou gaan blokarten. Achterin een enorme Landrover: achterklep open, de benen buiten boord bungelend met een trekhaak daartussen. Twee vrouwen en hun acht ledematen strak om mij heen geslagen boden mij enige veiligheid.

In Oostenrijk, midden tussen de bergen, wat al een feestje opzich is, kon ik desgewenst gaan raften. Met een rubberboot op een kolkende rivier plezier hebben, of zoiets. Nu was ik al zo verstandig om vooraf te bedenken dat ik dat dus echt niet ging doen. Op dat moment kon ik vast ergens een biertje drinken om achteraf de enthousiaste verhalen aan te horen. Nee, raften? Er zijn grenzen! Maar Corona was ons voor. De Oostenrijkse bergen hou ik tegoed, hoop ik. Als alternatief werd een week Texel aangeboden. Ook leuk! Uiteraard ook met grensverleggende activiteiten. Zo kan ik gaan parachutespringen, als ik dat wil.

Dit beheerst mij dus al een tijdje. Wil ik dit? Waarom zou ik het willen? Ik hoef het niet te durven. Toegegeven, er is een overduidelijke discrepantie in bovenstaande tekst zichtbaar. Waarom die twijfel, terwijl het raften bij voorbaat al was uitgesloten. Om mijzelf mentaal voor te bereiden op het moment van knopen doorhakken vraag ik anderen om advies. Wat zouden zij doen? Of dit marktonderzoek enig effect heeft vraag ik me af. Persoon A zegt zus, persoon B zegt zo, persoon C heeft ervaring, is zeer enthousiast en zegt dus sowieso dat ik het moet doen! Persoon D heeft waarschijnlijk minder goede ervaring en kan het niet meer navertellen.

Tweemaal hing ik eerder hoog in de lucht. Maar paragliden is wat anders dan parachutespringen.

Wordt vervolgd denk ik, hoop ik!

zaterdag 11 juli 2020

Twee

De wens was er al langer. Geen wens-wens als een intens verlangen vanuit de kleinste teen. Het gaat hier om een soort van noodzaak.

Het erkennen van het feit begon zo’n acht maanden geleden. Ik meldde het al eens eerder in een schrijfsel. De frustraties rond het besturen van mijn rolstoel stapelden zich op met als climax het kansloos stilstaan, midden op een kruispunt.

Het rijden middels kinbesturing ging mij tot vorig jaar zomer altijd goed af. Waarschijnlijk vaak ook niet, maar dankzij iets met kop en zand dus toch. De bediening van joystick en knoppen boven mijn oren, ik deed het bijna gedachteloos. Misschien apart, maar ik voel mij best wel sterk wanneer ik met mijn kin de spaarzame zelfstandigheid weet te behouden. Dat geeft zelfvertrouwen, noem het trots!

De tevredenheid begon vorig jaar weg te ebben, sinds ik mijn huidige rolstoel ging gebruiken. De volgens mij logische verklaring hiervoor is dat de voorganger geleidelijk aan met mijn fysieke achteruitgang mee ontwikkelde. Verandering zus, bijstelling zo. Maar nu moest ik met dit slappe lichaam plaatsnemen in een nieuwe zitting, achter een idem besturing. Dan wel aan mij aangepast, maar desondanks confronterend. Duidelijk werd dat de rolstoel niet zozeer verkeerd was, maar dat mijn lichaam tot minder in staat is.

Mijn bestaan binnenshuis was en is niet in gevaar. Het bewegen buiten de deur vroeg om verandering. Ik kon wel verlangen naar enkel een andere besturing, maar de afhankelijkheid omvat meer. De zelfstandigheid moest voortaan uit twee personen bestaan. In de supermarkt, de stad, wherever, ik ‘wil’ overal graag een tweede Geert bij mij hebben. Om energie te besparen, dus om namens mij te sturen, te vragen, te betalen of wat dan ook.

Toen ik destijds weer alleen ging wonen en hulp nodig had was er dus de keus of ik voor een persoonsgebonden budget ging of voor de gemeentelijke zorg in natura. Ik koos voor de makkelijke weg. Maar met de ontstane wens tot meer ondersteuning buitenshuis, wilde ik nu toch voor een PGB gaan. Al vrij snel had ik een kleine zorgorganisatie op het oog, voor zowel de praktische hulp als het nodige administratieve werk daaromheen.

Vanaf het eerste contact om de PGB aan te vragen leek het wel of het Sociaal Wijkteam hier niet aan wilde meewerken. Misschien zit ik ernaast, maar het voelde niet goed. Opmerkingen als ‘weet je het zeker?’, ‘ik zou het niet doen’ en ’het betekent veel rompslomp voor jou’ lieten mij twijfelen, maar ik begon mij ook te verbazen. Zorg in natura is volgens mij niet goedkoper. Dus waarom moeilijk doen? Gaat het hier wellicht om een belangenverstrengeling? Zou het kunnen zijn dat er afspraken zijn gemaakt met een aantal organisaties of instanties? Dat alleen zij de gevraagde zorg mogen verlenen, waar de gemeente dan ook weer winst uit haalt. Een vinger in de pap willen houden?

Uit een hoge hoed werd er zelfs extra geld gevist, waardoor ik tweemaal in de week een uur extra begeleiding kan krijgen. Heel fijn natuurlijk, laat mij duidelijk zijn. Heerlijk dat ik buiten rond kan rijden en onderwijl kan kletsen, of niet. Wat een energiebesparing! Maar de bijsmaak blijft!

Wordt vervolgd.