maandag 15 november 2021

Kaandorp

Op de valreep bedenk ik mij dat er een mondkapje moet worden meegenomen. Dat wordt toch echt verwacht in een taxibusje.

Als ik had geweten dat Kaandorp mijn chauffeuse zou worden had ik dit natuurlijk nooit vergeten. Sterker, dan had ik al zeker een half uur lang een mondkapje gedragen met een voortdurend beslagen bril als gevolg. Zojuist werd ik gebeld door een vrouw die over vijf minuten mijn chauffeuse zou worden. Of ik mij dus klaar zou willen maken. Het zou anders lopen.

Dertig minuten daarvoor had ik mij al laten prepareren. Dus jas aan en urinezak legen, maar dat mondkapje kan ik dus maar niet in mijn systeem krijgen. Omdat ik met een mondkapje niet goed mijn rolstoel kan besturen, laat ik het beschermende lapje op het werkblad van mijn rolstoel leggen om beneden aan de chauffeur te vragen deze bij mij op te doen. Waarschijnlijk niet geheel coronaproof, maar de gemiddelde taxichauffeur doet daar gelukkig niet moeilijk over. Op die ene na!

Beneden uit de lift komend weet ik al vrij snel hoe laat het is. Door de ramen van de hal zie ik haar staan en terwijl ik naar buiten rij is ze bezig om de lift van de bus te laten zakken. Maar met nog tien centimeter te gaan stopt ze daarmee en vraagt mij of ik een mondkapje bij mij heb. ‘Jazeker, maar wil jij deze even bij mij opdoen? Zelf lukt mij dat niet.’ Haar antwoord kwam niet onverwacht, maar wel hard aan: ’Nee, dat ga ik niet doen en dat mag ik ook niet.’ Van verbazing kan ik weinig anders uitbrengen dan: ‘Nou, dan ga ik maar weer naar boven om daar assistentie voor aan te vragen.’

Terug op de eerste verdieping, rijdend op de galerij naar mijn voordeur, zie ik beneden Kaandorp mij nastaren. Zou ze blijven wachten? Binnen hoor ik via de intercom dat assistentie eraan komt. Op de galerij wacht ik de medewerkster op, die inderdaad binnen een minuut arriveert. Onderwijl staat de taxi nog steeds beneden te wachten. Kaandorp moet hebben gezien dat hulp aanstaande is. Nogal flink geïrriteerd roep ik dat als ze graag weg wil gaan, dit zeker niet moet laten. Misschien had ik dat niet moeten zeggen, want spontaan maakt Kaandorp aanstalten om te vertrekken. Beneden aangekomen, met de Fokusmedewerkster achter mij aanlopend, is het taxibusje nergens meer te bekennen. Balen, want ik wil graag naar die ene afspraak in het ziekenhuis. Als ik bel voor een nieuwe taxi en ongenuanceerd mijn ongenoegen uit, krijg ik totaal geen begrip te horen.

Dezelfde taxi komt een half uur later mij alsnog ophalen. Ik kan niet vriendelijk doen, Kaandorp ook niet. Ze zegt dat ze mij nu wel meeneemt, maar een volgende keer moet ik een ander, veilig mondkapje op hebben. Voor alle duidelijkheid, natuurlijk besef ik dat de Kaandorp officieel in haar recht staat. Het staat immers op de website van het taxibedrijf. Maar waarom zo star? Een paar weken geleden weigerde zij mij aanvankelijk ook al om mee te nemen na een week ziekenhuisopname.

Waarom ik haar Kaandorp noem? Ze lijkt sprekend op cabaretière Brigitte Kaandorp, in ieder geval met mondkapje op.

maandag 1 november 2021

Ma

De herinneringen aan haar regen zich aaneen en dan natuurlijk vooral die met mij in een bijrol. Of ik had de hoofdrol, die hoogstwaarschijnlijk niet zonder mijn moeder kon worden vertolkt.

De datum van haar bijzondere verjaardag naderde en ik voelde dat ik aan de slag moest gaan met een schrijfsel. Het werd ook een soort van mij verwacht door mijn zussen en dat snap ik inmiddels ook wel. Daarnaast is het simpelweg mijn ultieme mogelijkheid om de liefde voor mijn moeder te onderstrepen.

Maar hoe stop ik alles wat ik wil zeggen in dat ene stukje tekst. Ook in dit geval ben ik behoorlijk gehandicapt, veroorzaakt door die belachelijke woordentaks die ik hanteer. Iedere blog van mij heeft tussen de 520 en 530 woorden. Waarom? Daarom en ik wijk daar niet vanaf! Ook niet voor de verjaardag van je moeder? Nee, ook dan niet, hoeveel ik haar ook zou willen zeggen.

Er zal dus wel moeten worden gekozen uit al die flashbacks en dat is eigenlijk niet te doen als ik moet hengelen uit een periode van meer dan 51 jaren. Zelfs uit die eerste vier jaar in Den Helder komen er enkele flarden voorbij. Maar helaas, sorry ma, niet specifiek over jou. Wel zie ik dat rode autootje van opa en oma Den Hengst, die NSU. En de tuin, de sloot achter ons huis, de Noordzeestraat.

Hoe belangrijk ze is geweest voor mij vat ik dan ook maar samen in twee mooie voorbeelden. Ten tijde van de Gombertstraat, thuis komend van de middelbare school en de voordeur openzwaaiend smeet ik altijd een luide ‘hoi’ naar binnen. Hoorde ik niets, vond ik het jammer, of juist prima zo. Maar hoorde ik een ‘hoi’ terug van mijn vader, meestal vanuit de studeerkamer, dan antwoordde ik geheid: ‘waar is mama?’

Heel irritant is ook dat mijn moeder bijna altijd gelijk blijkt te hebben. Het ultieme bewijs daarvoor is dat zij, toen ik al niet meer kon sporten, aan mij vroeg of een koor niet wat voor mij zou zijn. Dat was natuurlijk een belachelijk voorstel, vond ik, maar vier weken later was ik als tenor lid van een gezelschap. Geweldig!

Mama, je was de spil in ons gezin, en vaak nog steeds. Ook was jij deze spil in de familie den Hengst. Zelfs durf ik de gedachte aan te gaan of jij de spil bent in mijn leven. Misschien niet, misschien toch wel. Want hoezeer ik dit eigenlijk ook niet wil, omdat jij en papa inmiddels een leeftijd hebben waarop het gemiddelde kind van 51 juist voor zijn ouders zou moeten zorgen, ook nu mag ik vaak nog op jou leunen. Schuldig voel ik mij daar niet over, wel enigszins bezwaard. Maar mijzelf verzetten tegen dit gevolg van mijn ziekte doe ik maar niet meer. Dit heeft al vaak genoeg tot wederzijdse woorden geleid. Ik kan de huidige realiteit accepteren. Sterker, ik besef dat ik van geluk mag spreken dat jouw moedergevoel gewoon oersterk is.

Of ik nu een jengelkont was, een brutale aap, een stresskip of een zorgenkind, ik had en heb nog altijd een liefdevolle ma.

Om alles bewonder ik je!

kus