dinsdag 29 januari 2013

Caramba

Toen ik nog getrouwd was, was er binnen ons huishouden op enkele punten een duidelijke verdeling. We hadden ieder zo onze kwaliteiten, of juist niet dus. Zo gaf ik altijd de katten te eten, met daaraan gekoppeld het verschonen van diens poepbak. Echter, de meeste huishoudelijke activiteiten werden door ons allebei uitgevoerd. Ik kan me niet herinneren dat ik er openlijk voor uit ben gekomen iets niet te kunnen of willen.

Nou ja, koken is nooit mijn hobby geweest. Natuurlijk kon ik heus wel meer dan alleen aardappels koken of een ei bakken. Ik dacht zelfs enige creativiteit te beheersen. Een beetje toveren met kruiden durf ik wel. Maar het denken kennis te hebben van smaken is gevaarlijk, helemaal wanneer jij niet de enige bent die de maaltijd zal gaan nuttigen. Over smaak valt weldegelijk te twisten! Ik geef toe dat het mij ontbrak aan de nodige fantasie. Het woord kokkerellen kende ik niet.

Met de vriendengroep van destijds hebben we altijd geweldige avonden. Volgens mij betreft het hier de jaren zo rond de eeuwwisseling, dus tussen 1997 en 2003. Maar wat is waar na zoveel jaren? Regelmatig kwamen we bij elkaar over de vloer. Spontaan of volgens afspraak en voordat we weer vertrokken werden de agenda’s getrokken voor de volgende afspraak. We vormden tegelijkertijd ook een eetgroep. Ongeveer één keer per zes weken gezamenlijk eten en lang natafelen. ‘Getverderrie, wat was dat lekker!’ Er zijn ook heel wat flessen Drambuie, Kahlua, Ouzo en wijn leeggedronken.

Gezellige avonden, discussies, praten over van alles en vooral veel lachen. Bij dat laatste durfde ik wel het initiatief te nemen. Maar als het serieus werd, bleef ik vaak stil. Zelfreflectie, eerlijk zijn, een standpunt innemen? Ik deed niet mee en was onzeker. Anders gezegd: wie was ik? Laat ik wel reëel blijven. De Geert van toen was in alle opzichten bij lange na niet de Geert van nu. Destijds was ik, waren wij, veel jonger en niet zo ontwikkeld als nu. Als ik toen wist wat ik nu wist, zag mijn leven er heel anders uit. Maar van mijn psychiater heb ik geleerd ‘als bestaat niet’.

Op één onderdeel zou ik nu nog exact hetzelfde reageren als toen, namelijk het uitwisselen van recepten. ‘Hoe maak jij dit klaar? Welke kruiden gebruik jij hiervoor? Ik heb nu toch wat lekkers uitgeprobeerd’. Ik had er niets mee, ik heb er niets mee. De belangrijkste vraag voor mij is hoe ik het eten naar binnen krijg.

Toen ik weer op mijzelf moest gaan wonen, heb ik veel geleerd. Het belangrijkste was zelfstandigheid. Koken kon ik wel, al was en bleef het in mijn genre. Uitbreiden van de kennis en ervaring zat er niet meer in. Die slag heb ik gemist, daar was ik te laat mee. Ik had geen keus meer. Aanvankelijk kookte ik zelf, maar al snel ontdekte ik de kant-en-klaar-hap. De magnetron werd mijn kookboek, mijn Jamie Oliver, mijn vriend.
‘Tafeltje dekje’ heb ik ook nog een aantal maanden gebruikt. Bestellen uit een Glossy, erg handig. De diepvriesmaaltijden zijn prima te eten en worden keurig aan huis gebracht, maar het kwam de ontwikkeling tot meer zelfstandigheid niet ten goede.

Ondertussen heb ik mijn eetadresjes in de Meanderhof, maar gek genoeg is dat pas ontstaan sinds ik in een Fokuswoning ben gaan wonen. Niet alleen is het eten altijd lekker, het is ook gezellig. Weer eten met een gezin aan tafel. De momenten dat ik met mijn eigen dochters aan tafel zit zijn spaarzaam. Als dank neem ik dan wel eens een lekker toetje mee. Of ik nodig een enkele keer iemand uit om mee te gaan naar het theater. Onlangs ben ik met Lisette naar Joris Linssen & Caramba geweest. Nederlandse teksten, al dan niet vertalingen van Mexicaanse liederen, ondersteund door Mexicaanse muziek.! Zeer vermakelijk!

Er is in de Meanderhof ook een eetgroep. Regelmatig maak ik daar gebruik van. Men kan zich aanmelden wanneer men mee wil eten en om beurten wordt er gekookt. Vaak samen, het gaat om een grote groep. Pas geleden hebben we Tapas gegeten. Via via heeft een Spaanse dame daar een complete avond verzorgd.

‘Getverderrie, wat was dat lekker!’ In Spanje zegt men dan ‘Caramba!’

maandag 28 januari 2013

Papa



ʺGehoorzaamheid heeft niet de hoogste prioriteit bij ouders. Belangrijker vinden ze het dat hun eigen kind zelfstandig, mondig en ook eerlijk isʺ. Dat bleek uit een onderzoek van Trouw onder ouders, over hun visie op opvoeden. Als contrast werd aangehaald dat er in de samenleving juist om een strengere opvoeding wordt geroepen. Een groot deel van de ondervraagde ouders vindt dat kinderen te vrij worden gelaten. Daarmee bedoelen ze dan wel andermans kinderen die gehoorzamer zouden moeten zijn. Over hun eigen kinderen en manier van opvoeden is men tevreden.

Ook ik ben tevreden over hoe het de afgelopen 13 jaar is gegaan qua opvoeding. Helaas heb ik niet mee kunnen doen aan het onderzoek. De uitslag zou niet anders zijn geweest, wegens een compleet afwijkend opvoedingspatroon. Maar gehoorzaamheid staat bij mij wel op nummer een.

Opvoeden, het gaat uiteraard niet vanzelf. Maar liefst negen maanden heeft een aanstaande ouder de tijd om zich voor te bereiden op het ouderschap. En dan in een keer is het zover en is er geen weg meer terug. Het is een feit en dan blijken die negen maanden lichtelijk verspeelde moeite te zijn geweest. Hier kan men zich gewoon niet op voorbereiden. Het eerste jaar dat volgt is pittig door een mogelijk slaaptekort, gevolgd door de ik-wil-graag-staan-en-alles-wat-op-tafel-ligt-pakken-fase. Daar overheen komt dan de bekende ik-ben-twee-en-ik-zeg-nee-fase.
Er zijn wel boekjes waarin staat hoe opvoeden moet, maar als kinderen gaan praten, in ieder geval een willetje krijgen, zul je aan de bak moeten. Er zal een beroep moeten worden gedaan op de eigen inventiviteit. Vergeet de boekjes en negeer de adviezen van moeders en schoonmoeders, ook al ligt dat wat moeilijk. Probeer het fingerspitzengefühl te ontdekken en vertrouw in jezelf en je partner.

Er was bij mij een beetje sprake van een valse start. Drie maanden voor de geboorte van Susanna kreeg ik te horen dat ik MS heb. Na twee dagen van paniek kreeg de zwangerschap van Wyanne terecht weer meer aandacht. Pas toen Susanna een half jaar oud was en ’s nachts doorsliep, begon bij mij pas het MS-kwartje te vallen. Drie maanden later was Wyanne weer zwanger.

Zorgen voor mijn kinderen, mijn gezin. Ik deed mijn best, of eigenlijk deed ik maar wat. Dat wat in mij opkwam en vooral, wat in Wyanne opkwam. Ik mag mezelf niet tekort doen, maar ik moet bekennen dat ik vaak op de haar kennis afging. Terugkijkend betrof dit niet alleen het opvoeden van de meiden. Ik heb mij in de loop der jaren vaak afhankelijk opgesteld van haar.
Er waren meer prille ouders om ons heen met wie wij ervaringen konden delen. Binnen de gezamenlijke, vaste vriendengroep waren wij echter de eerste met kinderen. Susanna is tevens het oudste kleinkind voor beide opa’s en oma’s. De oudste broer van Wyanne en zijn vriendin


waren eerder in verwachting, maar een vroege geboorte van Anne heeft een onuitwisbare indruk op mij gemaakt.

Nu zijn de meiden 13 en 11 jaar. Het gaat vanzelf, zo lijkt het. De dames zijn veel bij mij. Ze zijn erg prettig in de omgang. Geregeld komt het voor dat ik te moe ben om eventueel in te grijpen in een conflict of ergens mee te helpen. Gelukkig wordt een groot deel van de daadwerkelijke opvoeding door Wyanne gedaan. Een betere moeder hadden ze niet kunnen wensen!

Dat de echte pubertijd nog moet beginnen, besef ik terdege. Op dit moment vind ik de meiden mondig, zelfstandig, eerlijk en bovenal gehoorzaam. Dat had ik dus eigenlijk wel in het onderzoek willen zeggen.

donderdag 24 januari 2013

Parijs


In nog geen 20 seconden waren ze voorbij. Ondanks het geluk dat wij hadden om bij een scherpe bocht te staan, waardoor de mannen zich een beetje moesten inhouden. Toch worden de toeschouwers niet teleurgesteld. Wanneer de wielrenners nog nergens te bekennen zijn, zeker een uur voordat de eerste wielrenner in zicht is, komen er allerlei reclameauto’s voorbij rijden. Als de laatste man van het peloton zijn rug heeft laten zien, blijft er een slagveld van papier, plastic en een aantal bidons achter.

Het was eind jaren ’70 dat ik tweemaal de Tour heb gezien. In ieder geval in 1978, want het staat mij bij dat Gerrie Knetemann later die dag de sprint op de Champs Elysees won en dat was, a fact’s a fact, in 1978. Joop Zoetemelk werd weer tweede in het eindklassement. Mijn vader en mijn zus Corinne zijn destijds naar Parijs gegaan om de finish te bekijken en bij terugkomst vertelden ze over de winst van ‘de Kneet’. Hoewel ik hier echt van overtuigd ben, kan bij navraag geen van beiden zich hier ook maar iets van herinneren. In hun voordeel pleit dat je wel gek moet zijn om op die dag naar Parijs te gaan. Tevens interesseerde mijn vader, laat staan mijn zus, zich nauwelijks iets voor wat later doping op wielen bleek te zijn. Wat is waar van herinneringen na 35 jaar?

Wij kampeerden destijds vaak in Frankrijk. Een aantal keren voor kortere of langere tijd in Cernay-la-ville. Een klein plaatsje, ongeveer 25 kilometer onder Parijs. Een achterneef van mijn vader had daar een boerderij en op een grasveld ernaast kon je prima kamperen. Wij waren daar vaak met hooguit twee andere families en in feite onze tijd ver vooruit, want tegenwoordig is het een goedlopende boerderijcamping.

Trouwens, een bijna standaard alternatief voor Frankrijk was kamperen in de buurt van Darmstadt, Duitsland en wel in Spachbrücken. Een bevriende predikant daar woonde Am Pfarrberg. Op een heuvel stond achter een hoge muur de kerk, een groot huis en een enorme, boomrijke tuin. Daar mochten wij onze Alpenkreuzer, een vouwwagen, opzetten.

Naast dat tot tweemaal toe het circus Tour de France ergens in de buurt voorbij zou razen, kan ik mij nog enkele highlights herinneren uit die tijd. De enorme supermarkten, zoals Carrefour, Casino, Champion of Intermarche. Maar ook de boulangerie in het dorp, waar ik iedere ochtend ‘deux pains’ mocht kopen. En natuurlijk Parijs, met de Eiffeltoren, Arc de Triomphe, Place du Tertre, Notre Dame en de vele metro’s.
Uit het niets komt er opeens een beeld tevoorschijn, een foto. Ik zie mezelf, samen met vrienden Bartel en Roelof, op een brug met op de achtergrond de Notre Dame. Dat was in 1989. dacht ik. Wij waren op de terugreis van drie weken aan de Franse zuidkust. Achteraf gezien had ik alles moeten opschrijven.

Eind vorig jaar heb ik mij aangemeld bij de Zonnebloem voor een zomervakantie. Op mijn voorkeurslijstje stonden: 1 Parijs, 2 Londen, 3 Berlijn en 4 ergens aan de zuidkust van Bretagne. Het zou hoogstwaarschijnlijk nummer 4 worden, omdat ik gebruik maak van een hooglaagbed en de hotels in de steden die niet hebben. Mij maakt het niet uit waar ik op lig, maar de Zonnebloem houdt, terecht, rekening met de rug van de vrijwilligers die mij helpen. Trouwens, wat moet ik met kinbesturing in die grote steden. Ik vraag me af of een stad als Parijs wel rolstoelvriendelijk is. Als ik nou een joystick krijg op de rug van mijn rolstoel, dan kan ik mij laten besturen door iemand anders en kan ikzelf volop genieten van de stad

Alsof ik het zag aankomen, heb ik twee weken terug een, ondertussen toegewezen, aanvraag ingediend voor die joystick. Twee dagen later ontving ik een brief van de Zonnebloem. Ik ben ingeloot voor een reis naar Parijs. Dit had ik dus echt niet verwacht. Ik heb er nog achteraan gebeld. De kwestie met de hooglaagbedden is nu een probleem van hen. 


ʺOui oui, ik ga naar Paris!ʺ

maandag 21 januari 2013

Buurvrouw

Ik heb het goed, beter, best naar mijn zin waar ik nu woon. Het is voor mij the place to be, the way to life. Fokuswonen is het concept van zelfstandig wonen, ondanks een lichamelijke beperking. Desgewenst kan ik een beroep doen op ondersteuning. 168 uur per week, oftewel dag en nacht is er adl-assistentie aanwezig. Het ondersteunen bij algemeen dagelijkse levensverrichtingen) kan van alles betekenen. Of ik nu een boterham met pindakaas en sambal wil eten of moet poepen.

In januari 2009 stelde ik mijzelf de vraag of ik kon blijven wonen waar ik het destijds erg naar mijn zin had. Een mooi, ruim en deels aangepast appartement op de begane grond. Met buurtgenoten op wie ik kon rekenen. Het was dan ook Mens-en-milieuvriendelijk wonen. Desondanks was dat niet voldoende, want beschadigingen van mijn zenuwen, MS, maakten dat ik mij moest voorbereiden op een verhuizing. Ook al wilde ik dat absoluut niet. Maar regeren is vooruitzien, had ik ondertussen wel geleerd. Het toeval wilde, alsof het zo had moeten zijn, dat een jaar daarvoor door Fokus binnen een nieuw appartementencomplex een aantal aangepaste woningen waren gerealiseerd. Slechts 600 meter verderop. 21 november 2009 vertrok ik, met dubbele gevoelens.

Dat ik, ondertussen ruim vijf jaar geleden, daar kon gaan wonen was eigenlijk toevallig. Net gescheiden, of dat lag in de planning, moest ik op zoek naar een nieuwe woonplek. Makkelijker gezegd dan gedaan. Door mijn fysieke beperking, toen al aardig aanwezig, kon ik niet zomaar overal terecht. Een trap zonder traplift was niet meer mogelijk.
Doordat Susanna bij een vriendinnetje geen spelen hoorde ik over het bouwproject van Mens-en-milieuvriendelijk wonen. Het realiseren liet al heel lang op zich wachten, maar binnen een jaar zou er toch begonnen worden met bouwen. Binnen de Meanderhof, zo zou het project gaan heten, was nog slechts één appartement beschikbaar. Op de begane grond. Bingo! Ideaal voor mij, want er zijn geen drempels en vlakbij mijn dochters. Maar milieuvriendelijk wonen, ik? Aan afvalscheiding deed ik wel, maar pas ik wel tussen die geitenwollen sokken? Wel, de noodzaak was groter dan de twijfel.

Leuke mensen dat het waren! Er was aandacht voor elkaar, spontaan of gevraagd. Er werd veel samen gedaan: tuinieren, eten, spelen. Ik had natuurlijk mijn eigen plek binnen het geheel, maar tegelijkertijd heb ik het geheel als mijn eigen plek ervaren. Mijn buurvrouw Evelien onderhield vanaf het begin mijn tuin. Dat vond ik prima, het interesseerde mij ook weinig. Pas toen mijn fysieke mogelijkheden minder werden en mijzelf ook in de weg begonnen te staan, begon ik het te accepteren, wanneer anderen mij hulp aanboden, bijvoorbeeld met koken. Regelmatig bracht iemand een pannetje eten langs.

Nog steeds ligt een groot deel van mijn hart bij de Meanderhof en een aantal bewoners. Ondertussen heb ik er enkele adressen waar ik af en toe tot zelfs zeer regelmatig ’s avonds ga eten. Lekker en vooral gezellig!

Morgen ga ik weer naar Evelien, mijn buurvrouw van toen.

zaterdag 19 januari 2013

Boodschappenmandje

Zondagmiddag, half vijf. Drie kwartier eerder werd ik wakker uit een middagslaap. Mijn dochters zijn bij mij, dus ik ga er maar gauw weer uit. Sinds enige maanden sta ik mijzelf toe om te gaan slapen terwijl zij er ook zijn. Afhankelijk voelde ik nog bezwaar, maar ik ben nu meer naar mijn lichaam gaan luisteren. In plaats van scheel kijken van de moeheid en de tijd uitzitten, trek ik mij terug. De dames hebben daar wel begrip voor. Wat ben ik blij dat de meiden al 13 en 11 zijn. Ze redden zich prima zonder mij. Alleen het geratel van graaien in de M&M-pot is soms nog een stoorzender.
De M&M’s zijn echter op, dus iets anders maakte me wakker. Als ik om assistentie vraag, hoef ik gelukkig niet lang te wachten. Dus ik zit om half vijf weer in de kleren, gezellig bij de meiden. Nou ja gezellig? Beiden hebben hun huiswerk en dat onderbreken is uit den boze. Werken in het kader van hun ontwikkeling mag natuurlijk niet verstoord worden door een vader die aandacht wil.

Er zijn drie laptops in mijn huis. Dit had ik twee jaar geleden ook niet kunnen denken. Mijn oude laptop, ook wel ‘die van Rosa’ genoemd, is volgens de hedendaagse standaard te traag. Nummer twee is officieel van allebei maar in praktijk werkt Susanna hier meestal mee. Nu is Rosa er een werkstuk op aan het maken, zegt ze: terwijl mijn laptop in beslag is genomen door Susanna. Aan de eettafel is zij aan het leren. Tegenwoordig gaat dat digitaal en niet meer uit een boek. Mijzelf online vermaken zit er niet in. Het voorbeeldige gedrag van mijn dochters wreed verstoren en mijn eigen belang daarboven plaatsen pleit niet voor een gevoel van verantwoordelijkheid.

Een krant heb ik niet in huis. Tijdschriften wel, maar wat heb je daaraan zonder handen. Televisie kijken stoort Susanna bij haar huiswerk. Dan maar staren, denken en af en toe kijken naar foto’s aan de muur. Misschien krijg ik wel inspiratie voor een volgende blog. Ik lieg niet als ik zeg dat, wanneer ik de vele foto’s van mijn meiden zie, er een gloed aan geluk door mij heen stroomt. Dat ik vader mag zijn van Susanna en Rosa is het mooiste wat mij ooit is overkomen.

Al 24 jaar ben ik officieel volwassen. Verantwoordelijkheid dragen is een veel terugkerende term in het leven, in mijn leven. Verantwoordelijkheid dragen voor mijn lichaam, mijn kinderen, mijn vrienden, mijn naasten. Ik durf te beweren dat dat mij wel aardig lukt. Ouder worden gaat vanzelf. Letterlijk en figuurlijk, in de dubbele betekenis van het woord. Ik heb geleerd van het leven in alle hoedanigheden. Ouder zijn gaat niet vanzelf. Al 13 jaar doe ik mijn best om verantwoordelijkheid te dragen en over te dragen. In het verleden heb ik een aantal malen te horen gekregen dat ik maar eens meer verantwoordelijkheid voor mijn woorden moest gaan dragen. ‘Denk toch eens na voordat je wat zegt’. Niet leuk, wel confronterend en ook heel leerzaam. Ik heb er veel aan gehad. Goed luisteren, nadenken bij wat je zegt. Het heeft me gevormd.

Het goede voorbeeld geven, zo gemakkelijk gezegd. De naam des Heren ijdel gebruiken, een uitdrukking die ik van mijn vader leerde, is mij niet vreemd. Maar toen ik ooit één van mijn dochters hoorde vloeken, kon ik wel door de grond zakken. Maar ook tegenwoordig, ogenschijnlijk onnozele dingen, ik denk er niet bij na. Zoals zonder te chippen in de bus naar de stad gaan of een mandje van Albert Heijn meenemen naar huis na het boodschappen doen. Ik k stond er niet bij stil wat voor invloed het heeft op mijn kinderen.

Tijdens het werken deed ik uiteraard mijn best het goede voorbeeld te geven. Toen ik twee jaar op school werkte (1997) rookten de leerlingen, ik ook, nog wel eens binnen. Dat was op loze momenten, als het regende tijdens de pauze of als er spanning was onder de jongeren. De leerlingen die het vonden stinken, waren maar zeurkousen. Ahum…

Bij Albert Heijn mag men de blauwe boodschappenmandjes inderdaad niet mee naar buiten nemen. Ik heb op mijn rolstoel een rekje laten plaatsen, waar er precies een mandje op past. Erg handig voor mij. Het wordt gedoogd, denk ik maar.

woensdag 16 januari 2013

Wit

Het zat er al enige dagen aan te komen. Na een bijna subtropische decembermaand diende de winter zich aan en zou het zowaar gaan vriezen. Erger nog, het gaat sneeuwen. Dinsdagochtend 15 januari zou de hel losbarsten. Ik heb er die nacht niet minder om geslapen, maar de avond ervoor bekroop mij wel een enigszins beklemmend gevoel. Bang ben ik niet aangelegd, maar sneeuw werkt nu eenmaal beperkend. Ik heb sowieso al een hekel aan neerslag, maar sneeuw vormt toch wel de anticlimax.

Maandagavond had ik nog een vergadering. De Zwolse Gehandicaptenraad heeft een op de praktijk gerichte werkgroep, de BTB. Dit staat voor Bereikbaarheid Toegankelijkheid Bruikbaarheid. Wij richten ons op openbare gebouwen, ruimtes en vervoer.
Hoe dan ook, ik met de stadsbus naar de locatie van vergadering. Op de heenweg een ideale verbinding. Enorm koud, maar gelukkig nog geen sneeuw. De terugreis doe ik maar met een taxi, die ik heb gereserveerd. Voor de zekerheid, want volgens mij zie ik al wat vlokjes dwarrelen. Mijn voorzorg is niet voor niks geweest, zal later op de avond blijken.

Ik word wakker en het eerste wat mij te binnen schiet is dat ik vandaag binnen moet blijven. Maar is dit wel zo? Ook al heeft het gesneeuwd? Mijn agenda schiet door mijn hoofd. Vanmiddag naar fysiotherapie, vanochtend komt iemand mij helpen om boodschappen te doen. Jolanda helpt mij twee dagen in de week om ongedwongen met Rosa samen te kunnen lunchen. Zij helpt mij nu ook met boodschappen doen. Een welkome aanvulling.

Eenmaal in de kleren zie ik door de ramen een mooi tafereel. Niet qua natuur, want mijn uitzicht is een ordinaire parkeerplaats vol sneeuw. Een paar spelende kinderen, gelet op het tijdstip kennelijk nog niet basisschoolrijp, hebben de grootste lol op een slee. De ploeterende persoon de ervoor loopt lijkt iets minder plezier te hebben.

Ben ik blij met sneeuw? Ik kan niet ontkennen dat het een mooi aanblik geeft. Maar een van de grote nadelen is dat sneeuw blijft plakken in de profielen van mijn banden. En anders wel elders in de mechaniek onder mijn kont. Als ik niet uitkijk ligt er aardig wat gesmolten sneeuw in menhuis. Of is dit pietluttig gedacht? Minstens zo vervelend vind ik het aankleden. Of het nu regent of sneeuwt, het is in ieder geval verstandig om een zogenaamd schootskleed te gebruiken. Doe mij maar wat lekkerder weer. Even een trainingsjas aan, klaar!

Fysiotherapie bel ik af, boodschappen doen doe ik wel. Het feit dat ik dit samen kan doen vind ik toch wel een prettig idee. Het valt eigenlijk wel mee buiten. Heb ik mij daar nu zo druk om gemaakt? Eén opritje kwam ik door gladheid zonder hulp niet op.

Ach, het is maar sneeuw.

zaterdag 12 januari 2013

Kaal

Donderdagavond 10 januari ging ik naar het theater. Spontaan was het niet, want de kaartjes waren al op 26 mei 2012 door mij gekocht. In ieder geval door mij betaalt! Op die dag startte de voorverkoop voor het theaterseizoen 2012/2013. Mijn zus Corinne stond die ochtend namens mij om kwart voor negen in de rij bij de kassa. Het voorverkoopcircus startte die dag om tien uur. Op dat moment was ze nummer 26 in de rij van overenthousiaste cultuursnuivers. Ze moest er dan wel vroeg uit, ik zou voor 100% verzekerd zijn van succes. Online kopen had ook gekund, maar als je dat tegelijkertijd doet met 10.000 anderen kun je heel lang wachten.

Ik ging dus naar het theater. De hoofdpersoon was een halve ADHD-er. Ik weet niet of dat officieel is vastgelegd, maar als je hem voorheen zag optreden zou je dat wel zeggen. Nee, het was niet Jochem Meyer, niet Dolf Jansen en ook niet Bert Visser. De avond draaide om Marco Roelofs. Om wie? Een kleine man, strak zwart T-shirt aan, kaal, veel tatoeages op de gespierde armen, een ringetje door de neus. Verhalen vertellend, pratend met een zachte ‘g’, liedjes zingend, soms zelf spelend op gitaar, in ieder geval voortdurend begeleidt door een vaste gitarist.

Het gaat om Marco Roelofs, voormalig zanger/voorman van de Heideroosjes. Een punkrockband uit Horst, Limburg. De band bestaat niet meer, sinds afgelopen zomer. Ze waren bekend om hun energieke en opzwepende optredens. Van Den Helder tot aan Maastricht en van Japan tot aan Zuid-Afrika. Marco is een enorme entertainer hierbij geweest. Hij heeft een boek geschreven, met de toepasselijke titel ‘Kaal’. Over het hectische leven met de band, ze bestonden bijna 23 jaar lang. Maar ook over het minstens net zo hectische leven voor hem daarna, zonder band.
Het was een rustig, onderhoudend optreden. Een kleine zaal, ik geloof 200 zitplaatsen. Zo kijkend naar het publiek kon je concluderen dat iedereen wel met dezelfde verwachtingen als die ik had naar het optreden ging. Verwachtingen gevoed door het verleden.

De band heb ik meerdere keren zien optreden. Een jaar of drie terug had ik ze al eens gezien in Hedon, Zwolle. Maar toen ik hoorde dat zij aan een afscheidstour bezig waren en weer in Zwolle zouden komen, ben ik uiteraard gegaan. Een paar maanden later waren ze ook nog op het Bevrijdingsfestival Overijssel 2012 in Zwolle.
Uiteraard ging ik niet alleen. Ik was er samen met Anne. Een vriend van mij, ook MS, maar met een heel ander verhaal. Iedere patiënt beleeft de ziekte verschillend, of anders gezegd, de ziekte uit zich bij iedere patiënt weer op een andere wijze. Het verhaal van deze man is naar, heel erg naar. Genoeg stof gehad om over te praten en biertjes te drinken.

Ik was met de bus naar de stad gegaan. Voordeel: ik ben niet afhankelijk van de onregelmatige tijden waarop een taxi kan komen voorrijden. Nadeel: ik moet wel in de gaten houden wanneer de laatste bus terug gaat. Het scheelde zes minuten of ik had een groot probleem gehad.

Een geweldige avond gehad met Anne. Net als Marco is hij ook kaal.

dinsdag 8 januari 2013

Stakker

Kalenderjaar 2013 is net begonnen en het huidige schooljaar is nog niet halverwege. Mijn idee dat alle basisschoolkinderen na de kerstvakantie wel weer zin zullen hebben om naar school te gaan, blijkt niet te kloppen. Nota bene door mijn eigen dochter Rosa is dit grandioos ontkracht. In een gesprekje bleek de motivatie nog ver te zoeken. De oorzaak ligt bij het vak rekenen, het is zo saai. Twee dagen later was er desgevraagd al iets meer zin in school. Gelukkig had haar oudere zus overigens bij voorbaat al meer zin.

Dat starten na de kerstvakantie niet voor iedereen gemakkelijk is, snap ik heus wel. Na zestien dagen thuis te zijn geweest, moeten kinderen over het algemeen weer even wennen. Dan ga ik er gemakshalve maar even niet vanuit dat school door het kind nu al ervaren wordt als een nare verplichting van het leven, bijvoorbeeld wegens problemen met het leren of andere obstakels.

Volwassenen kennen het fenomeen opstartproblemen ook. Starten na enkele dagen in het nieuwe jaar geeft waarschijnlijk geen problemen als men in het jaar ervoor gewoon tot 30 december heeft moeten werken. Wanneer men gezegend is met een kerstvakantie en bijvoorbeeld een tijdje afwezig is geweest rond de jaarwisseling, kan het twee kanten opgaan met de motivatie. Of men heeft compleet nieuwe energie, of iedere vorm van motivatie is volledig spoorloos.
Een groep waar ik enigszins over mee kan praten en waar ik mij in herken zijn de leerkrachten. Ik besef natuurlijk heel goed dat niemand gelijk is en een ieder weer anders in het vak staat. Overigens, het laatste wat ik wil is beroepsgenoten voor het hoofd stoten. Maar ik zal niet de enige zijn geweest die in de nacht van 31 december, van een willekeurig jaar, al tijdens de eerste seconden van het nieuwe jaar, in een flits de eerste schooldag voorbij zag vliegen.

Ieder voordeel heeft zijn nadeel, zei ooit iemand met rugnummer 14. Wat het leuke is van werken in het onderwijs kan juist ook weer tegen je werken. Dertien weken per jaar vakantie hebben, betekent dat een leerkracht vaak moet afbouwen en weer net zo vaak moet opstarten. En hij of zij is niet de enige in het lokaal. Er zijn net zoveel karaktertjes als kinderen aanwezig, een ieder met zijn of haar eigenheid.

Ook ik ben blij dat kerstvakantie voorbij is. Een van mijn werkzaamheden is het samenstellen en verzorgen van de Rakkerpraat, de nieuwsbrief van basisschool de Wendakker, waar Rosa nog op zit. Nog een half jaar en de basisschool is geschiedenis voor mijn beide meiden.

Al in het voorjaar van 2008, vlak na het besluit om na die zomer definitief te stoppen met werken, ontstonden de eerste kopzorgen. Hoe ga ik mijn leven dadelijk invullen? Ik wilde nog geen geraniums gaan kopen en ben al vrij snel eens gaan kijken bij de vrijwilligerscentrale. Het ondersteunen van de schooldirectie middels het prepareren van de Rakkerpraat kwam op mijn weg, nadat ik al gestopt was in Ermelo. De toenmalige directeur van de basisschool, Aaldert Renting, had al eens aangeboden om na te denken over wat ‘zijn’ basisschool voor mij zou kunnen betekenen. Nu dan, dit meehelpen aan de schoolkrant doe ik graag! Twee jaar daarvoor was ik al lid geworden van de oudervereniging. Het onderwijs, waar ik uiteraard nog veel affiniteit mee had, kon nog veel voor mij betekenen.

Intussen kwam er ook nog ander vrijwilligerswerk bij. Op de activiteitentherapie van revalidatiecentrum de Vogellanden werd er een zogenaamde computergroep opgestart. Daar ging ik eenmaal per week, vooral ouderen, helpen. Maar na een jaar moest ik daarmee stoppen. Het werd allemaal te intensief, fysiek gezien.

Komende zomer stop ik met de oudervereniging, na zeven jaar. Maar de Rakkerpraat wil ik graag blijven samenstellen. Tijd zat!

zaterdag 5 januari 2013

Eland

Je hebt een verhaal als je twee keer in een land of een plaats bent geweest, voor en na een belangrijke gebeurtenis. Zoals Berlijn en de val van de muur. Mijn vader kan daar boeiend over vertellen. Een bezoek brengen aan Haren is door de tsunami van Facebookvrienden totaal anders dan daarvoor. Of bijvoorbeeld wandelen in de Pyreneeën, eerst als student en later met je kinderen. Niet te vergelijken!

Zo heb ik mijn verhaal met Noorwegen. Ik was in dat land vlak voordat MS vastgesteld werd bij mij. In 1998 gingen we op reis: Wyanne, Bram, Jan en ik. Een Volkswagenbusje volgepropt met bagage, muziekcassettes en veel blikjes bier. Het waren 120 halveliters, goed verstopt tussen de overige bagage. Wie de douane van Noorwegen kent, begrijpt dat de vakantie al geslaagd was toen we de slagbomen passeerden. We zouden kamperen op campings en in de vrije natuur, uiteraard gaan wandelen en veel gaan hengelen. We praten hier wel over één van de mooiste landen om te vissen. Nou, ondanks dat ik voor een vermogen aan visspullen had aangeschaft, heb ik in drie weken tijd niets-nada-noppus gevangen.

Wel is het de mooiste vakantie van mijn leven tot nu toe geworden. Een prachtig land en erg gezellig met elkaar. Ondanks de frustraties bij mij, niet alleen veroorzaakt doordat het vissen niet lukte. Mijn benen werkten tegen. Hoewel ik wel graag wilde bikkelen, afzien, afstanden lopen, het lukte niet meer. De anderen konden het toch ook, waarom ik niet?. Wist ik veel dat de MS al had toegeslagen.

December 2010 kreeg ik een reisgids onder ogen, met reizen voor mensen met een beperking. Er was ook een rondreis door Noorwegen! Nog naar adem happend van uitzinnigheid hing ik binnen 45 secondes aan de lijn. Of ik mee kon? Voor mij zou het wel heel intensief worden, werd mij gezegd. Nee, meegaan werd mij afgeraden. Een week later had ik dezelfde vraag, want ik wilde het er niet bij laten zitten Maar er volgde hetzelfde antwoord. Weer een week later, via een mailtje maar emotionele chantage toegepast. Geen complete onzin, want het zou waarschijnlijk de laatste keer voor mij zijn om dit mooie land te bezoeken. En het werkte, overtuiging genoeg, ik kon mee!

In januari 2011 had ik dus al een reis geboekt naar Noorwegen. Januari 2012 waren er door mij zelfs twee reizen vastgelegd. En nu, januari 2013, nog geen enkele. Ik heb er nog totaal geen zin in. Mijn lichaam vraagt veel energie. Even tussendoor, ik ga ieder jaar in ieder geval een week zeilen op de Loosdrechtse Plassen. Dat doe ik al jaren en dat zie ik als een vanzelfsprekendheid.

Oktober vorig jaar werd ik gebeld door de organisatie waarmee ik al een paar jaar op vakantie ga, dus ook toen naar Noorwegen. Verder meegaan met hen werd een probleem, gelet op de faciliteiten op de meeste locaties, maar ook rekening houdend met de schaarse hoeveelheid vrijwilligers. Nu toch maar eens in de gids van De Zonnebloem kijken. Ik moest er voorheen nooit aan denken. De Zonnebloem, Danny de Munck, een reisje langs de Rijn en gehandicapten. Hoezo bevooroordeeld!

Waarom doe ik moeilijk? Ik ga toch al zeilen? Maar ik wil meer, zoveel mogelijk uit het leven halen, zoveel mogelijk zien. Ik hoef niet naar Ghana, Argentinië of Japan. Hitte hoeft voor mij ook niet. Maar wel verder dan alleen de Loosdrechtse Plassen. In de gids van De Zonnebloem viel mijn oog op reizen naar Parijs, Londen of Berlijn. Of als alternatief een weekje naar de zuidkust van Bretagne, Frankrijk. Ik wil het liefste cultuur snuiven. Maar naar de grote steden kon ik eigenlijk al niet mee volgens de brochure, want de hotels aldaar hebben geen hoog-laagbedden. Nu ben ik ondertussen wel aan het twijfelen geslagen. Is dat nog wel geschikt voor mij, rondhobbelen in grote stad? Een ander punt waar ik tegenaan loop zijn de reisdata. Ik ben en blijf vader van twee schoolgaande kinderen. Kan ik dan zomaar op vakantie gaan? Ik weet wel dat niemand mij wat in de weg zal leggen. Maar toch, het voelt niet goed.

Als ode aan Noorwegen heb ik een sticker van een eland op mijn rolstoel.

dinsdag 1 januari 2013

Lot

Natuurlijk was het geen toeval dat ik het volgende verhaal vlak voor kerst hoorde. Zondag 23 december was er op de radio een interview met een man waarvan het leven totaal op de kop was gezet. Hij kon zo uit een kerstverhaal zijn gestapt, maar het is echt gebeurd. 

Jerry Winkler was alcoholist en leefde voornamelijk op de straat. De man die hij tot zijn vader rekende, vertelde dat een ander die biologische eer had. Heel verbaasd hierover was hij trouwens niet. Er was in geen enkel opzicht enige gelijkenis met zijn nep-vader. Echter, wie was dan zijn echte vader? Zoeken werd lastig, want de persoon die dat moest zijn was al dood, zijn moeder trouwens ook. De speurtocht begon met een aansteker in het voormalig ouderlijk huis. De naam op die aansteker was het bedrijf waar zijn moeder ooit werkte. Achteraf blijkt dat een van de bedrijven van zijn biologische vader te zijn geweest. Googlen op dit bedrijf, gecombineerd met zijn eerste naam, Alfred, leidde hem naar de waarheid. Een DNA-test was het definitieve bewijs dat Jerry de zoon was van de inmiddels overleden ondernemer en miljonair Alfred Winkler.

Of hij nu ook gelukkiger was, werd hem gevraagd. Ik geloof dat hij zei van wel. Het is natuurlijk wel makkelijk praten met een dikke bankrekening. Maar realiseer ik mij wel uit wat voor leven hij komt? Natuurlijk wordt je dan gelukkig. Is het woord gelukkig hierbij wel op zijn plaats? Ook toen hij op straat leefde was hij wel gelukkig, maar dan op een andere wijze, vertelde hij. Probeer je dat maar eens voor te stellen. Wanneer is men gelukkig? Wat is geluk? Dat is zo persoonlijk. Vraag het maar eens aan een ander. Vraag het maar eens aan jezelf. Met geld? Geld maakt niet gelukkig, toch? Natuurlijk, het is wel handig als je het hebt. Maar deze man haalt geluk uit het feit dat hij nu iets kan betekenen voor dakloze jongeren. Zijn stichting ontfermt zich over hen. Door middel van werkprojecten, hoopt hij de jongeren  te laten wennen aan de maatschappij en zo een terugkeer in de samenleving te realiseren.

Ben ik eigenlijk gelukkig? Je kunt dat op verschillende kanten bekijken. Natuurlijk ben ik gelukkig, want ik woon in Nederland, niet in bijvoorbeeld Nigeria. Ik heb een mooi appartement, twee lieve dochters, voldoende eten, noem maar op.
Maar mijn ziekte dan? Ach, ik heb goede zorg en kan nog veel uit het leven halen.
Ja, ik ben gelukkig, ondanks en dankzij mijn MS. Dankzij? Het heeft me ook veel gebracht. Ik schreef al eens eerder over mijn ontwikkeling. Mijn fysieke achteruitgang gaat gelijk op met een mentale groei.

Stel, ik win geld, laat staan de hoofdprijs van € 30.000.000. Word ik dan gelukkig? In ieder geval knettergek. Toch ga ik nu nog even snel een lot kopen. Nee, twee halve loten, heb ik meer kans.

Misschien start ik 2013 wel gelukkig. Of juist ongelukkig met een vette geldprijs.