Hoewel zij vlak achter de duinen van Scheveningen woont, komt Corinne vaak naar Zwolle. Uiteraard mijn ouders, maar ook broer Geert krijgt dan bezoek. Niet alleen voor de gezelligheid, maar ook om te helpen met allerlei, vaak niet noodzakelijke, klusjes. Als dank voor deze mantelzorg, trakteerde ik haar een paar maanden geleden op een avondje theater. Ik had kaartjes voor het toneelstuk ‘De God van de slachting’. De titel doet waarschijnlijk anders vermoeden, maar het verhaal van dit schouwspel was erg grappig.
Een paar
minuten voordat het grote rode gordijn aan beide zijden in de coulissen zal
verdwijnen, doe ik een ontdekking. Zoals altijd zit ik achterin de zaal en tussen
mij en het podium in bevindt zich een grijsgekleurd veld. De zaal is vrijwel
uitverkocht, zodat er zo’n beetje boven iedere stoel een hoofd uitsteekt. Het
gros daarvan heeft een grijs kapsel. Van de haarlozen kan ik de kleur van het
afgestoten haar uiteraard niet weten, wel vermoeden.
Wanneer
ik Corinne attendeer op al het grijs voor ons, moeten we daar samen even om glimlachen.
Maar al snel verplaatst haar kijkrichting zich enkele centimeters naar boven en
confronteert zij mij met het feit dat ook ik tot deze groep behoor. Hoewel zij
ouder is en in werkelijkheid intenser grijs, verdoezelt zij deze
onvermijdelijkheid middels haarverf. Gelukkig dat enkele seconden later de zaallichten
doven en mijn gedachten zich op iets anders kunnen richten.
Als ik,
na afloop, uit het taxibusje rol, volgt er niet veel later de dagelijkse, onvermijdelijke
confrontatie met het ouder worden. Daar waar ik woon dien ik naar de eerste
verdieping gehesen te worden. De enige lift die daartoe in dienst is, heeft een
flinke spiegelwand. En aangezien de oppervlakte van de cabine nogal beperkt is,
kan ik nauwelijks om mijn evenbeeld heen. Het begrip schaarste blijkt steeds
weer ook op mijn hoofdhaar van toepassing te zijn. De contouren van mijn
schedel worden in ieder geval duidelijker. Dit is overigens puur een
constatering en leidt zeker niet tot enige vorm van verdriet.
ʺKan mijn afwasmachine worden
uitgeruimd?ʺ Het is vier en een half jaar
geleden en ik woon sinds twee dagen officieel bij Fokus, wanneer een adl-er aan mij
vraagd of zij nog wat voor mij zou kunnen betekenen. Zodra ik onschuldig en
nietsvermoedend bovestaand verzoek doe, word ik prompt een illusie armer. Er
is hier dus geen beleid van ‘u vraagt, wij draaien’.
Maar als
ik enkele uren later mijn afwasdilemma aan een andere adl-er voorleg, is deze
persoon wèl bereid mij te helpen. Op dat moment treed ik het grote grijze
gebied van Fokus binnen. Na een aantal jaren Fokuswonen, is het voor mij
volstrekt helder wat ik officieel wel en wat niet mag verwachten van de
assistentie. Maar daaromheen is er dat schemergebied. Als ik mij daarbinnen
begeef, weet ik dat daar niets aan ontleend kan worden. Het is afhankelijk van
de persoon, het tijdstip, de drukte.
Het
grijze gebied heeft ondertussen tot aardig wat frustraties geleid. Het schijnt
dat je ook van stress grijs wordt.