Het is bijna
niet meer voor te stellen, maar ooit was ʺjá, leukʺ een veel gebruikte reactie op mijn vraag aan de meiden om mee te gaan
naar het winkelcentrum. Hoewel? Laat ik wel realistisch blijven en erkennen dat
op die vraag waarschijnlijk minder vaak met een dergelijk enthousiasme zal zijn gereageerd dan
ik misschien doe voorkomen. Hooguit in die tijd dat de dames nog bijna alles leuk
vonden om te doen zal dit zo zijn geweest. In bepaalde gevallen kon het kopen van een ijsje in het
vooruitzicht worden gesteld, om hen over de streep te trekken
Gewoon ʺjaʺ zal eerder het antwoord zijn
geweest en zij zullen hun instemmening ook dan nog niet al na een eerste
keer vragen hebben gegeven. Maar ik heb het altijd belangrijker gevonden dat ze
deden wat hun vader vroeg, dan dat ik het de meiden toestond dat zij
zich ontwikkelden in het hebben van een eigen willetje. Deze al dan niet
bewuste vrije opvoeding was mij toen en de daarop volgende jaren vreemd. Ik ben
ondertussen natuurlijk wel met mijn tijd en met de ontwikkeling van mijn
dochters meegegroeid.
Een blik
terug in de tijd laat een evolutie aan steeds minder enthousiaste antwoorden
zien. Reacties op die ene vraag, welke ik te allen tijde steeds zal hebben gesteld,
dus om mee te gaan naar het winkelcentrum. Het moge vanzelfsprekend zijn dat toen de
kinderen klein waren, ik dit niet vragend maar verplichtend bedoelde. Van een aanvankelijk
bijna automatische instemming werd het nadien ʺja, maar nog even
wachten hoor!ʺ en ʺah, moet dat
nou?ʺ. Daarna kwam ʺik heb geen zinʺ en tegenwoordig is het vaak ʺnee, ik heb huiswerkʺ, waar ik natuurlijk niets tegenin te brengen heb.
Uiteraard
begrijp ik maar al te goed dat er enige weerzin is bij het samen met hun vader
boodschappen doen. Een automatisch enthousiasme zal ik ook zeker niet
verwachten van hen. En voor alle duidelijkheid, ik kan prima alleen gaan. Het
is eerder uit gezelligheid dat ik dit voorstel doe, behalve dat het ook
praktisch is.
Een
beetje doorvragen leert dat het niet alleen mijn persoontje en een duf
winkelcentrum zijn, welke demotiverend werken. De rolstoel werkt ook niet in
mijn voordeel. Dat ding gaat zo langzaam, hoor ik als bezwaar. Ik zou daar
tegenin kunnen brengen dat mijn vervoermiddel nog net zo snel gaat als twee
jaar geleden. Maar de tijden zijn veranderd. De meiden hebben langere benen,
lopen sneller en ik heb een kinbesturing.
Allereerst
schiet mijn kin geregeld uit de kinjoystick. Helaas is geen straat zo glad als
een laminaatvloer. Daarnaast is onderweg gezellig kletsen ook nog eens lastig, want
praten en rijden tegelijk kan ik niet. Of men accepteert dat een eventueel
gesprek in etappes gevoerd zal worden, door steeds na een tigtal meter even te
stoppen. En anders neemt men er genoegen mee dat ik met de tanden op elkaar mij
verstaanbaar probeer te maken.
Wie het
typetje Frank van Putten, gespeeld door
Wim de Bie, kent (ʺIk wil een lekkere blonde del,
maar ik heb alleen mijn moederʺ), zal meteen begrijpen wat ik
bedoel.
Ga maar
eens met mij op pad, dan ontdek je wat ik bedoel. En dat de rest van mijn leven
juist verre van traag is
Geen opmerkingen:
Een reactie posten