Net gedoucht,
maar nog met een duf hoofd, begon met het maken van mijn ontbijt en lunchpakket
ook de mentale voorbereiding op de komende dag. Met enige regelmaat ging dit
gepaard met een door mijn lichaam gegeven signaal. Een zeurderig pijntje in mijn
linker zij, wat de bevestiging gaf van wat ik eigenlijk al wel wist.
Had ik de
lesstof wel goed voorbereid? Hoe zou het gedrag van de leerlingen deze dag zijn?
Dat je daar geen pijl op kon trekken begreep ik wel, maar ik wist daar toen nog
niet goed mee om te gaan. Geen gezonde spanning, het was gewoon stress, verraden
door een kramp. Ook als ik even later in de auto zat, op weg naar Ermelo, bleef
het aan. Vaak reden we met een paar collega’s samen. Op de terugreis ideaal om stoom
af te blazen met elkaar, op de heenweg gewoon leuk, maar kennelijk niet genoeg
ontspannend.
Vooral de
eerste jaren als groepsleerkracht, vanaf 1995, waren pittig. Ik kwam net kijken, had
noch ervaring, noch voldoende zelfvertrouwen. Ik denk dat ik mijzelf in de loop
der jaren, ook in mijn beroepshouding, aardig heb ontwikkeld. De grootste
omslag kwam echter toen ik na mijn scheiding een nieuw leven moest beginnen. Zelfstandig
worden en tegelijkertijd de MS steeds meer moeten toelaten. Noem het te laat,
maar het is nu eenmaal zo gegaan. Het lichaam als verklikker is gebleven. Niet
alleen signalen als hoofdpijn (te weinig gedronken, hooguit teveel wijn) of
misselijkheid (te weinige rust), maar zeker ook de kramp in mijn linker zij, als
ik om wat voor reden dan ook gespannen ben.
Na acht
jaar werd het, zowel fysiek als mentaal, te intensief en moest ik opgeven. Al
snel werd er voor mij een nieuwe functie ontwikkeld. Zonder veel
computerkennis werd ik ondersteunend ICT-leerkracht. Bijspijkeren ging
vanzelf, al doende leert men. Al met al heb ik nog vijf jaar kunnen blijven
werken. Het is geweldig dat destijds de directie mij deze mogelijkheid bood. Ik
had ook op een zijspoor terecht kunnen komen.
De enige
aan het werk gerelateerde stress, bestond nadien nog uit de vraag of ik ’s middags op tijd bij de trein zou zijn. En dan was het ook nog maar de vraag
of ik met mijn scootmobiel de trein in kon worden geholpen. De NS-reisbegeleiding in Ermelo was een taxichauffeur, die hopelijk op tijd was en dan
een geel NS-veiligheidshesje uit zijn of haar kofferbak moest graaien.
Dat ik ooit
misschien begon als een stresskip, maar later een koele kikker kon zijn,
bewijst het voorrangsbord dat op mijn slaapkamer hangt. Om mijzelf deze toe te
eigenen ben ik uiteraard niet met een steeksleutel in een paal geklommen. Het
is bij een fractie van een fractie minder asociaal gebleven. Gedurende een paar
weken passeerde ik in Ermelo een rotonde-in-aanleg en al die tijd lag er in de
berm een voorrangsbord, waarschijnlijk om opnieuw te gebruiken. Het glimmende,
gele vierkant lonkte, lachte mij toe. Het engeltje op mijn ene schouder sprak
zijn afkeuring meer dan duidelijk uit, maar het duiveltje op de andere schouder
won. Op een moment dat er niemand te zien was sloeg ik mijn slag.
Een signaal
van berouw zal ik wel hebben gevoeld, ik weet het niet meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten