Susanna rent de schuur uit, de tuin in. Op blote voeten, slechts een rood jurkje aan. Het is warm, ondanks dat het pas eind april is. Misschien wist zij nog dat haar Teva’s achterin de tuin bij het tuinhek lagen, maar waarschijnlijker lijkt mij dat ik het haar heb verklapt. Ik zit immers buiten, met de camera in mijn hand haar op te wachten. Onze tuin is diep, voor haar zeker 25 pasjes rennen.
Middels
inzoomen kan de inspanning aan haar gezicht aflezen. Het lukt uiteindelijk om
de wirwar van bandjes en klittenband te bedwingen. Ze rent terug naar daar waar
ik zit en de camera ziet meteen dat wat er niet klopt. Ik hoor mezelf gniffelen
en na een ″Goed zo, knap hoor!″ wijs ik haar erop dat òf haar voeten òf haar sandalen
zijn verwisseld. Dan begint het mooiste tafereel, want ze rent eerst weer terug
naar het tuinhek, om pas daar de correctie uit te voeren. Daarna rent ze weer
terug om vol trots het resultaat aan mij te laten zien.
Twee
seconden later zijn we een paar maanden verder in de tijd en vieren we een
verjaardag. Rosa wordt 2, het is dus 2003. Met de visite van dat moment zijn we
in de speeltuin achter ons huis. Schommelen, tikkertje, het ziet er erg
gezellig uit. Degene met wie ik samen naar de beelden van weleer kijk ziet dat
ik die man ben die in de verte achter de kinderen aanrent. Of ik dat confronterend
vind? Nee hoor, nou ja, een beetje. Het is eerder gek, want zoals ik toen geen
flauw idee had hoe mijn toekomst eruit zou komen te zien, kan ik mij nu nauwelijks
nog voorstellen hoe het was om te lopen.
Al
kijkende komen er herinneringen boven. In beeld zijn ook Maud en Ties, de kinderen
van vriend/collega Richard, met wie wij een oppasregeling hadden. Op donderdag
de meiden bij hem, de volgende dag zijn kinderen bij mij. Maud iets jonger dan
Susanna, Ties idem betreffende Rosa. Iedere vrijdag was het luier, appeltje, drinken,
slaapje, maar dan alles keer vier. Ik zal het niet verheerlijken, maar heb wel
goede herinneringen. Als het weer het toeliet, ging ik met de club naar de
eendjes, brood geven. Zelf liep ik ondertussen ook enigszins als een waggelende
eend. Onverantwoord? Misschien, het ging altijd goed. Onverstandig? Misschien,
al vond ik van niet.
Weer
enkele scènes verder verblijft mijn gezin in een huisje in Hoenderloo. Ik
maakte daar voor het eerst gebruik van een hulpmiddel. Thuis had ik dan wel al een
duwrolstoel, maar dat ding bande ik zoveel mogelijk uit mijn systeem. Een good-old Sparta Met was een eyeopener. Het leven bleek toch zoveel
leuker te zijn als ik gebruik maakte van ondersteuning. Een paar maanden later
had ik thuis een accufiets staan. Het moge duidelijk zijn dat de Wmo toen nog
geld te besteden had.
Het
proces van inleveren werd duidelijker zichtbaar. Aanvankelijke schaamte werd
daarbij al snel verdrongen door gewoonte. Dat andere traject in mijn koppie,
het accepteren, bleef hierbij nog lang achterwege. Met enkele ups en heel veel downs is dit in de loop der jaren volgens mij redelijk gelijk
getrokken.