Voor tegenslag hoeft het niet per se vrijdag de 13e te zijn. Donderdag 13 oktober was bij mij zo’n dag. Met iets beter nadenken had ik mijzelf voor een deel deze pech kunnen besparen. Maar als een ander die dag iets beter had nagedacht, had hij mij voor nog een groter leed kunnen behoeden.
Als
ik een vooruitziende blik had gehad, was ik een kwartiertje blijven wachten op
een volgende mogelijkheid. Deze bus kwam overduidelijk te snel naderbij. Mijn
hand opsteken zou beter zijn geweest, maar ik geef mijns inziens duidelijk een
hint dat ik mee wil. Waarschijnlijk zitten de chauffeur en ik niet op een golflengte,
aangezien ik aan niets kan aflezen dat de bus zal gaan stoppen. Als ik al een
eerste verwensing richting de chauffeur heb geformuleerd, stopt de bus op het
laatste moment toch bij de halte. Vermoedelijk stond er buiten mijn zichtveld iemand
die wel een hand opstak.
Die
ochtend moest ik naar daar waar de huisartsen zijn. Terzijde, maar ik bracht
wat urine weg in de hoop te horen dat een bij mij aanwezige blaasontsteking
verleden tijd was. Alleen al omdat ik over enkele dagen voor een korte vakantie
naar Terschelling wil.
Als
ik met de lift weer naar beneden wil, vraag ik iemand om mij bij het daartoe noodzakelijke
te helpen. Nadat de liftdeur zich opent en ik positie kies in de cabine, volgt
er een cruciaal moment, want ik vraag om op een knopje te drukken. Maar ik
betwijfel ten zeerste of ik vroeg om op 0 te drukken en vermoed dat ik het over
1 had. Dus wellicht kan ik mijn tegenspeler iets verwijten, maarwaarschijnlijk moet ik mezelf
wat aandoen wegens verkeerde instructies. Dat laatste zou heel goed kunnen,
omdat ik met mijn chaotisch hoofd vaak verkeerde woorden gebruik. Het kwam er
in ieder geval op neer dat, toen de lift zich achter mij sloot, er geen neerwaartse
beweging volgde. Ik doe een poging tot schreeuwen. Ook rij ik enkele keren naar
achteren tegen de deur aan, in de hoop dat iemand dit geluid hoort en een
conclusie trekt. Na zo’n tien minuten word ik gelukkig bevrijd, ook al is dit bij
toeval.
Die
middag zit ik in de bus. Verschillende keren heb ik de chauffeur al vervloekt
wegens jakkeren. Op het station hoor ik hem tegen een passagier zeggen dat hij
achter ligt op schema. Zoiets vermoedde ik al. In de stad is het ook nog eens flink
druk. Niet leuk voor die arme chauffeur, wel voor mij. Dan heb ik ieder geval
weer tijd voor een poging mezelf klem te zetten.
Bij
een rotonde gaat het mis. Ik glij iets opzij en kantel daarna met rolstoel en
al. Met mijn hoofd knal ik hard tegen de deur. Het eerste wat ik denk is ‘auw,
dat doet zeer’. Daarna wens ik dat mijn vakantie naar Terschelling wel door kan
gaan. Als
de bus aan de kant wordt gezet en de achterdeuren worden geopend, valt mijn
hoofd naar buiten. Hij zit gelukkig nog vast. Na een korte welles-nietes met de
chauffeur omtrent te hard rijden, word ik door omstanders rechtop gezet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten