″Nou, u had helemaal
gelijk hoor!″ De glimlach die ik
meen te bespeuren op haar gezicht zal wel gemaakt zijn; dat kan ook eigenlijk
niet anders. Zij zal zich toch lichtelijk moeten schamen. Plaatsvervangend dan
wel, want zij kan er zelf immers niets aan doen. Wie wel? Ik laat ook maar
glimlach zien. ″Zie je wel, dat
dacht ik al. Helaas
pindakaas, kan gebeuren!″ Onderwijl onderdruk
ik een implosie! Ik had liever geen gelijk gehad.
Ze
zouden mij toch niet vergeten zijn? Zou ik überhaupt wel bestaan voor hen?
Naarmate de dag vorderde kwamen deze vragen steeds vaker bovendrijven. Al bijna
vijf uur, vanaf klokslag 11:00, lag ik reisklaar op bed. Gereed om te worden
opgehaald door mijn alternatieve taxi naar huis.
Vier
dagen daarvoor, dinsdag tegen 17:30, kon ik van twee ambulancebroeders een lift
krijgen naar het ziekenhuis. Mijn innerlijke temperatuur was het afgelopen uur
vrij snel omhoog gegaan. Op zich geen wereldramp, want half Nederland schijnt
op dat moment buikgriep te hebben. Maar ik kampte al met een blaasontsteking en
één plus één is
bij mij waarschijnlijk iets meer dan twee.
De
zaterdag mocht ik weer gaan. Het dilemma betreffende hoe-komt-hij-weer-naar-huis
werd eerdere edities van dit ziekenhuisfestijn opgelost door mijn dochter
Susanna. Middels de stadsbus wist zij de elektrische rolstoel op mijn
ziekenhuiskamer te parkeren. Haar enthousiasme daarbij betwijfel ik. Nu haar
leven zich in Groningen afspeelt is deze vanzelfsprekendheid verdwenen.
″Oh, daar hoeft u zich
geen zorgen over te maken, hoor.″ Regeren
is vooruitzien, dus toen ik op donderdag weer wat reëler kon nadenken begon ik
over het rolstoelvraagstuk. Het was een gewone ambulance die mij naar huis zou
kunnen brengen, maar in deze hoedanigheid heette deze dan een zorgambulance. Helaas,
kennelijk was er wat mis gegaan bij het aanvragen.
De
zoveelste antibioticakuur, waar ik aanvankelijk per infuus mee was begonnen,
moest ik in tabletvorm thuis verder afmaken. Eitje, bekend verhaal. Ik had voor
tot na het weekend pillen meegekregen. Bij de apotheek moest ik dan de overige
acht bacteriedoders halen. Knieperds!
″Het recept is net binnen, ik zet
deze even in de computer en breng dan dat wat u nodig heeft. Zo klaar, dacht ik
nog. Ruim 20 minuten later, ik was duidelijk met de ogen open even weggedommeld,
liet ik mij weer horen. Doe ik wel eens stoer dat ik zo berustend ben, dat
houdt ook eens op! Ook haar collega vroeg mij geduld te hebben. Het was immers
een flinke lijst! Eh, acht pilletjes, toch?
Alsof
het zo had moeten zijn zie ik op dat moment, op de achtergrond ergens tussen de
kasten, de betreffende medewerkster lopen. Ze draagt een aantal dozen, waarvan
de bovenste mij bekend voorkomt. Die heb ik thuis ook staan, denk ik nog. Die
daaronder ook! Even later komt zij mij uitleg geven. ″Het was aardig wat. U heeft
veel nodig!″
Ik
implodeer als zij de door het ziekenhuis gefaxte lijst voorleest. Zij benoemd
hulpmiddelen en medicijnen die ik thuis al heb staan. ″Ik snap niet waarom u dit opnieuw moet
invoeren. Staan die nog niet in de computer? Het gaat nu alleen om het onderste
medicijn.″
Geen opmerkingen:
Een reactie posten