Ooh, ooh, ooh, ooh, Annie, Annie, Annie
uut de bochte
Uut de bochte, bu'j 'evleug'n want die zag ie effe nie
Ooh, ooh, ooh, ooh, Annie, Annie, Annie uut de bochte
Uut de bochte bu'j 'evleug'n wat jammer Annie
…
Op het podium staat Bökkers. Volgens mij hoeven zij voor opzwepen van het publiek niet meer veel moeite te doen, want dat is inmiddels al helemaal los. Plattelandsrock, dialectrock, give it a name, I like it. Dat op zo’n avond bier een belangrijk levensmiddel is, dat wist ik al. Behalve de twee standaard aanwezige barren, blijken er in de zaal ook nog eens twee kleinere barretjes opgesteld. Overduidelijk alleen voor het bier.
Het systeem om bezoekers bewuster met bekers en afval om te laten gaan, dus een vol glas krijgen als het lege wordt ingeleverd, krijgt weinig navolging. Over verspilling wordt duidelijk anders gedacht dan ik dat doe. Gedurende de avond vliegen er steeds meer volle of bijna volle bierglazen door de zaal. Waar ik sta blijft een douche mij bespaard.
Daar, meer aan de zijkant, is mijn vaste stekkie. De grote zaal van Hedon kent twee niveaus waar ik zou kunnen staan. Eigenlijk drie, maar het grote balkon zal ik nooit bereiken. Als ik de zaal binnenkom kan ik aan de zijkant tot vrij ver naar voren rijden. Het grote middenstuk, tot aan het podium, ligt twee treden lager. Ook ik zou daar kunnen komen, door of mijzelf naar beneden op mijn bek te laten donderen, of door omrijden en via een paar gangen het middenstuk alsnog te bereiken.
Gemakshalve blijf ik op de begane grond, rijd zover mogelijk naar voren en plaats mijn rolstoel vlak voor de twee treden naar beneden. Bijna, want hoewel ik soms een daredevil wordt genoemd, zo stoer ben ik niet. Er blijft altijd nog wel wat ruimte over tussen de wielen en de afgrond. Als ik ook nog eens mijn stoel in de max omhoog beweeg, heb ik een prima uitzicht waar niemand mij kan belemmeren.
Ergens halverwege het optreden loopt een gozer door mijn beeld heen en blijft precies daar staan waar hij mijn uitzicht belemmert. Hij staat net tussen mij en de treden naar beneden in. Met twee treden hoger dan de rest heeft hij een prima plekkie, zal hij hebben gedacht. Dat vind ik dus niet. Een vrouw vlakbij ziet kennelijk mijn irritatie en vraagt aan mij of hij in de weg staat. Als ik knik, tikt zij hem op de schouders en tettert wat in zijn oor. Om hem te vragen wat aan de kant te gaan, denk ik. De gozer blijft staan en aan zijn armgebaren meen ik te zien dat hij zijn perfecte uitzicht eigenlijk ook niet wil opgeven. Hij kijkt niet om naar mij, dus misschien heeft hij niet in de gaten wat de vrouw bedoeld. Ook na een tweede poging blijft hij staan. De vrouw richt zich weer tot mij en haar ogen stralen net zoveel verbazing en irritatie uit als de mijne.
Terwijl zij een biertje besteld bij het barretje vlak voor mij, blijkt de aso een laatbloeier te zijn. Hij krijgt het inzicht en doet alsnog twee passen opzij.