woensdag 21 augustus 2019

Taal


Wat was het ook alweer. Iets beginnend met een s of een z. Maar daarna?

Voor alle duidelijkheid, het gaat sowieso om patas. Maar welk naamwoord moest ik er ook alweer bijvoegen? Althans, wilde ik jong van geest en in de stijl van nu blijven. Waren het zware patas? Strakke? Schuine?

Een dilemma was het nauwelijks. Eerder klinkklare onzin! Mijn geheugen zou dankzij bovenstaande vraagstelling trouwens ook wel weer eens een punt van aandacht mogen zijn. Twee dagen daarvoor was ik door een jonge vrouw erop gewezen dat, hoewel ik een poging deed om een soort van straattaal te spreken, ik nogal achter de feiten aan liep.

Op dat moment is het ochtend en nadert het dagelijkse ritueel van blaasspoelen, douchen en aankleden zijn einde. In de strijd tegen de blaasontstekingen wordt iedere ochtend via mijn SP-katheter de blaas gevuld met 100 ml C6H8O7, oftewel Suby-G alias citroenzuur. Na het douchen word ik hier weer van bevrijd. Maar dit alles terzijde.

Er zijn twee vrouwen aanwezig om mij te assisteren. Vrouw A is van mijn leeftijd, richting de 50, vrouw B is 23. Wanneer ik, volledig aangekleed, in mijn tillift hang, op weg naar mijn rolstoel, wordt mij door A gevraagd welke schoenen ik aan mijn voeten wil hebben. “Doe maar dat linker paar, die vette patas", zeg ik. "Die wat?" vraagt A. Voordat ik mijzelf kan verduidelijken aan A welk paar ik bedoel, word ik door B gecorrigeerd.

“Nee, zieke patas moet je eigenlijk zeggen." Haar antwoord van deze strekking maakte overduidelijk dat ik mij niets in de geest moet halen. Sommige terreinen kan men maar beter niet betreden. ‘Vet‘ is kennelijk niet meer in gebruik bij de jonge medemens van tegenwoordig. Althans niet meer bij B. ‘Ziek’ wel. Zieke patas dus!

Toen ik nog werkte, op een school voor voortgezet speciaal onderwijs in Ermelo, aangesloten bij een orthopedagogisch behandelcentrum, zoals dat destijds heette, begaf ik mij tussen jongeren uit alle delen van het land. Onderling werd daar door hen veelal in straattaal gecommuniceerd. Dat ik in het speciaal onderwijs werkte heeft hier feitelijk nauwelijks mee te maken. Wel dat het simpelweg om jongeren ging. Voor mij ging er een wereld open. Ook ik pikte nogal wat woorden en uitdrukken op. Gewoon, voor de leuk! Zoals dus ‘patas’, maar ook ‘Ik weet waar jouw huis woont’,’ chickies’ of ‘wat zegt die klok’.

Terugdenkend, natuurlijk maakte ik in mijn jeugd ook gebruik van een soort van straattaal, al bestond die term nog niet. Toen ging het om woorden als tof, gaaf, super of wauw. Of cool en shit. Met de komst van de multiculturele maatschappij en de toenemende invloed van internet heeft die specifieke jongerentaal waarschijnlijk een spurt genomen.

Als ik twee dagen later wederom door B wordt geholpen probeer ik, helaas dus zonder succes, goed voor de dag komen. Haar antwoord rond de zieke patas geeft mij een glimlach, maar is confronterend tegelijk.

De betreffende patas zijn niet mooi, maar ziek. Ik snap er niets van, maar dat hoeft ook niet. Kan ook niet! Morgen bestaan er weer andere woorden.

Een andere collega vult mijn kennis een dag later aan met ‘tantu zieke patas’.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten