donderdag 30 juli 2015

Kruisje


Zoals iedere keer, was het dit jaar ook nog winter terwijl ik de bestemming voor een reisje in de zomervakantie vastlegde. Maar omdat ik voor het tweede jaar achtereen naar Berlijn zou gaan legde ik mezelf wel enige voorbereiding op. Het zou niet gebeuren dat ik als een kuddedier dezelfde highlights zou gaan bewonderen als in 2014, hoe interessant de restanten van de muur of het indrukwekkende Holocaustmonument ook zijn.

Met een to-do-list op zak zou ik naar Berlijn vertrekken. Zo had ik een aantal musea uitgekozen welke ik zou willen bezoeken en om ter plekke frustraties te voorkomen had ik ook meteen maar de rolstoelvriendelijkheid op hun website onderzocht. Toch, ondanks dit motivatie verhogende voorwerk, begon pas enkele dagen voorafgaande aan vertrek het besef te kriebelen en nog werd ik door externe factoren behoorlijk belemmerd.

Nu ik een katheter heb, zou ik daarvan profijt moeten hebben. Hoewel ik niet kan ontkennen dat er wel degelijk ook voordelen zijn aan deze omlegging, heb ik er toch nog geregeld problemen mee. Geheel ontspannen met de katheter leven is er nog niet bij. Schijnbaar heb ik een teveel aan gruis in mijn blaas. Hoe weinig dit ook is, het leidt naar mijn mening iets te vaak tot een verstopping, met alle gevolgen van dien. En waarom ik dat gruis heb? Misschien heb ik toch een stenen hart, geleidelijk afbrokkelend. Vandaar dat ik met enkele rampscenario’s rekening hield, waardoor Berlijn minder leuk zou worden. En terwijl hij een jaar lang vrijwel probleemloos zijn best deed, besloot op de valreep mijn rolstoel flauw te doen, door enkele dagen voor vertrek er de brui aan te geven. Gelukkig wisten mijn vrienden van Welzorg het euvel een dag voor vertrek te fiksen.

Niet alleen omdat ik vrijwel de gehele to-do-list heb kunnen afvinken. Ook kan ik terugkijken op een goede zorg en was er geen gedoe met gruis. Wat heeft er indruk gemaakt? Was er een hoogtepunt? Ik bedenk mij twee dingen die niets met Berlijn zelf te maken hebben en zeker niet als hoogtepunt kunnen worden bestempeld. Allereerst liet mijn stem mij weer danig in de steek. En dat op momenten dat ik mijzelf graag wilde laten gelden. Meedoen aan een gesprek op een terras of tijdens het eten in een volle zaal, het kost mij steeds meer moeite om met kracht lucht langs mijn stembanden te persen.

Twee mensen, allebei net iets ouder dan ik ben, die ieder op hun beurt in de bloei van hun leven plotsklaps uit het alledaagse werden weggerukt. Ze waren destijds misschien nauwelijks volwassen, eentje was net getrouwd, maar door een ongeluk of herseninfarct nu al de helft van hun leven gedoemd tot een bestaan in een cocon. Niet of nauwelijks kunnen communiceren, terwijl de ziel nog volledig fit is.

Dat ieder huisje zo zijn kruisje heeft en dat achter iedere voordeur een verhaal schuilt, het is waar en daar kan niemand omheen. Het is mij deze week weer overduidelijk geworden dat ik er verstandig aan doe om te blijven relativeren. Door wat ik zie, door wat ik hoor. Ook van ’gewone’ mensen waar aan de buitenkant niks vervelends van wordt afgelezen.

Maar wat is gewoon?

zondag 12 juli 2015

Gluren


″Nee, dit is nog uw hartslag. Even wachten hoor… Ja, nú horen jullie het hartje. Mooi hè? Gefeliciteerd!″ Het zullen ongeveer deze woorden zijn geweest waarmee een van de meest indrukwekkende momenten in mijn leven begon. Ik zal het dan ook nooit meer vergeten. Met Wyanne voor het eerst bij een verloskundige. Of we ook direct een echo te zien kregen weet ik niet meer, het geluid van het hartje klonk in ieder geval prachtig. Afgelopen week kwam de herinnering weer boven.

Bijna twee maanden geleden is er, enkele centimeters onder mijn navel, een gaatje in mijn buikwand gemaakt. Aan de andere kant zat mijn blaas, die flink vol was en de urine gutste eruit. Deze drastische handeling was nodig om een katheter te plaatsen. Dit om een herhaling van een blaasontsteking te voorkomen. Behalve dat mij door het functieverlies van de oorspronkelijke plasbuis een stuk mannelijkheid is ontnomen, heb ik er verder vrede mee. Dit klinkt trouwens stoerder dan hoe ik er de eerste paar weken over dacht. Laat ik het er maar op houden dat deze lichaamscorrectie nogal wennen was.

Onlangs was het zes weken na plaatsing en moest de katheter vervangen worden. Zo’n eerste keer dient dat in het ziekenhuis te gebeuren en wordt er meteen een hoe-gaat-het-nu-met-u-gesprekje belegd met de uroloog. Vervangen hoefde echter niet meer, want dat was drie dagen ervoor gedaan door een op een vrijdagavond dienstdoende huisarts. De katheter was compleet onherstelbaar verstopt geraakt dankzij een kennelijke overdaad aan gruisvorming in mijn blaas. Maar het gesprekje met de uroloog wilde ik wel door laten gaan. Want hoewel ik voor 90% tevreden ben, was het in de blaas volgens mij nog niet in orde. Waar dat aan lag? Probeer dat maar eens uit te leggen.

In het Zwolse ziekenhuis zijn de afdelingen urologie en gynaecologie elkaars buren. Kennelijk wegens drukte vond het gesprekje met de uroloog plaats op een kamertje van de buren, waar ook allerlei echoapparatuur aanwezig was. Al pratende over dat de katheter in mijn blaas nog niet helemaal goed voelde, kwam ik op het lumineuze idee om dat echoapparaat op mijn blaas los te laten. Had ik toch meteen duidelijkheid? Maar dat het zo niet werkte, had ik stiekem wel verwacht. Nee, dan moet er een afspraak worden gemaakt om met een cameraatje via mijn plasbuis naar binnen te gaan. Een camera? Door de plasbuis? De grimas op mijn gezicht verraadt dat ik bang ben dat dat redelijk pijn zal gaan doen. Of zij zelf moeder is weet ik niet, maar over het algemeen denken vrouwen die ook nog eens moeder zijn dat mannen niet zou moeten klagen. Kinderen baren, dat doet pas zeer! Ze zullen wel gelijk hebben.

Afgelopen dinsdag ging ik met enigszins dubbele gevoelens naar het ziekenhuis. Het zou allemaal wel meevallen hield ik mezelf maar voor. Het inbrengen viel mij compleet mee, waarbij ik ook nog eens werd afgeleid doordat ik op een schermpje kon meekijken hoe mijn blaas er van binnen uitziet. De uroloog zag niets bijzonders, ik vond het dat wel.

Toen moest ik weer even denken aan de hartslag van Susanna.

zondag 5 juli 2015

Hittepit


Weer eens wat zwetsen, dat wil ik. Niet omdat ik zo nodig mijn gedachtewereld wil etaleren. Ook niet omdat ik mijn emoties van verdriet en irritatie een plek moet geven. Overigens helpt het omzetten van die gedachtewereld op digitaal papier mij wel om emoties te ordenen en daarom zichzelf te laten zijn. Wèl zou ik dolgraag een volgende blog fabriceren, omdat schrijven mij voldoening geeft. Het is tegelijkertijd met een zinvolle besteding van mijn tijd ook nog eens gewoon een prettige manier van uiting geven aan mijn creativiteit. En een beetje hersenkraken kan nooit verkeerd.

Voor alle duidelijkheid, ik heb meer dan genoeg emoties in mijn hoofd ronddwarrelen, welke ik echter niet allemaal in het openbaar mag of wil brengen. Mede om die reden blijft het voor mij zoeken naar de juiste, wel bruikbare inspiratie om over te schrijven. Omdat ik nu eenmaal vooral veel over mijzelf weet, heb ik ervoor gekozen om alleen vanuit mijn eigen persoontje te schrijven. Over wat ik zoal meemaak, met MS in een vrijwel onvermijdelijke bijrol. Nee, de woorden rollen niet altijd spontaan uit mijn koppie. Mijn belevingswereld houdt ook ergens op.

Door mijzelf in enige mate een druk op te leggen maak ik het er niet eenvoudiger op. Ook al ben ik aan niks of niemand enige verantwoording verschuldigd, stiekem verwacht ik van mijzelf om met enige regelmaat een verhaaltje te produceren. Ik besef dat het absoluut geen ramp is als de teller even stil blijft staan. Een tijdje geleden, na een compliment van mijn vader over mijn blogproductie, kon ik niet anders dan mijn respect uitspreken over hoe hij als predikant iedere week een lap tekst moest realiseren. Heb ik een writersblock? Misschien een beetje, een blockje? De behoefte is er al een paar dagen, het neigt naar drang. Maar waarover? Mijn ervaring is dat die ingeving zich vanzelf aandient. Dan ontspruit er zich ergens tussen mijn oren opeens een woord, waarop ik dan los kan gaan. Maar aan dat rustig afwachten ga ik nu toch twijfelen.

In gedachten ben ik al tig keer begonnen, met vrijwel voortdurend hitte of warmte als ingrediënten. Een beetje afgezaagd, maar onvermijdelijk. Ook ik ben geen fan van deze temperaturen. Tegen de avond waag ik het om naar buiten te gaan, overdag sluit ik mij op. Daarmee ben ik wel braaf aan het Nationaal hitteplan. Ik ben plichtsgetrouw, aangezien ik als chronisch zieke tot een risicovolle doelgroep behoor. Wat een eer! Nee, aangezien heel Nederland al in rep en roer was, zal ik er niet nog een schepje bovenop doen. Dit onderwerp valt dus ook al af

Hooguit zou ik kunnen vermelden dat zelfs ik het ‘s nachts warm heb, of beter gezegd: niet koud. Ik heb namelijk het afgelopen halfjaar geconstateerd dat ik mijzelf tot een koukleum aan het ontwikkelen ben. Tot aan twee à drie maanden terug waren de nachttemperaturen soms niet ver boven het vriespunt. Ook al mag men dit zeker niet Siberisch noemen, toch lag deze meneer vaak met sokken aan in bed, soms zelfs ondersteund door een hittepit. Een wat? Een warmtekussen. Slapen en koude voeten gaan nou eenmaal niet samen.

Ben benieuwd of de hittepit ook in een vriezer kan worden gelegd?