vrijdag 28 augustus 2015

Grens


No no, no no no no, no no no no, no no there’s no limit!’ Anita van 2 Unlimited blèrt door de boxen, de volumeknop staat voluit. Misschien ook omdat het een lekkere, gemakkelijke gouwe-ouwe is, maar in ieder geval om de aanwezigen op te zwepen. Het lijkt te werken, want in en om het gebouw wordt flink gebuffeld. Opruimen, schrobben, meubels sjouwen, er is genoeg te doen. Ingepakte koffers staan dan al op een steiger, klaar om straks naar het vasteland te worden vervoerd.

Vrijdagmiddag, het weekje grenzen opzoeken op de Loosdrechtse plassen is voorbij. Volgend jaar weer, want ik zie het als een jaarlijks terugkerende vanzelfsprekendheid. De wens is er wel, maar de realiteit moet maar oordelen. Op het eiland kan veel, de vraag is of ik dat ook nog kan. Het zou er wel eens op kunnen lijken dat ik mijn snor druk, wat ik in principe ook aan het doen ben. Tijdens eerdere edities deed ik nog wel eens een poging om mijn behulpzaamheid te tonen. Passiviteit kwam niet in mij op. Maar ik blijf nu maar reëel

Op enige afstand, in de schaduw van een aantal bomen, kijk ik toe. Althans, dat probeer ik. Tijdens dit gadeslaan grijpt de vermoeidheid zijn kans. In het haventje bungelde ik namelijk die afgelopen ochtend al om zeven uur aan een tillift om mij in een Canadese kajak te laten nestelen. Samen met Sandra, behalve vrijwilligster tevens roei-gigant, maak ik mij klaar voor een tocht in het, voor mij doen, zeer vroege ochtendgloren. Naar wat ik hoopte en verwachtte lukte het haar om met gemak voor twee te peddelen. Het water voor ons uit is op dat moment nog als een spiegel zo glad. Het voelde bijna bezwaarlijk om te zien hoe vanuit het viertal kano’s om mij heen peddels in het water snijden, de spiegel in scherven achterlatend.

Met de ogen dicht laat ik de afgelopen week nog eens voorbij komen. Wederom heb ik solo gezeild en ook dit jaar daarbij grenzen proberen te benaderen van wat mogelijk is, maar een euforie bleef uit. Eigenlijk was dit jaar de enige grensoverschrijding niets anders dan een flinke eyeopener. Terwijl ik in een zeilboot, type randmeer, met mijn kin het roer controleer en diens eigen willetje bedwing, controleren twee anderen de zeilen. Maar opeens schiet de betreffende joystick weg, onbereikbaar voor mijn kin. De zekerheid van contact hebben met het roer ging hierdoor dus verloren. Uiteraard kan dit verlies gecompenseerd worden door te toveren met beide zeilen. Maar in die enkele split-seconds ging de boot flinke schuin, heel erg flink schuin. Dusdanig dat deze stoere zeeman toch minder stoer blijkt dan hij dacht. Bang? Eeh...ja!

De eerste dagen viel er behoorlijk wat regen en dat was beetje jammer, ondanks een genoeg aan wind. Het was ook jammer dat toen het weer mooier werd de bijbehorende wind over het algemeen een stuk afnam. Of beelde ik mij dat in en had ik gewoon gehoopt op meer? Maar jammer tot de macht 1000 en dan nòg meer, is dat ik eigenlijk ook blij ben om weer naar huis te gaan. Waarom? Daarom!

Net op het vasteland aangekomen ging mijn telefoon…

donderdag 6 augustus 2015

Jeuk


″Getverdrerre!″ Ik ben mijn voordeur nog niet uit of er ligt een spinnenweb over mijn gezicht gedrapeerd. En nu? Weer naar binnen rijden om hulp aan te vragen met de kans dat ik dan weer een tijdje moet wachten, daar heb ik geen zin in. Dus enigszins gruwelend wordt de jeuk doorstaan. Misschien is het gewenning of ik ben gewoon heel stoer, maar nadat ik tot twintig heb geteld is het irritante gekriebel verdwenen.

Het zou wel eens waar kunnen zijn dat ik mijzelf iets beter moet voorbereiden als ik van plan ben om, een frisse neus halend, de deur uit te gaan. Geheel spontaan iets dergelijks ondernemen is niet verstandig. Al vaak ben ik mijzelf daarbij tegengekomen. Aan de andere kant, een ongeluk zit in een klein hoekje. Oftewel, ik kan niet overal aan denken. Soms zit het mee, soms zit het tegen.

Afgelopen zondagmiddag neig ik naar verveling, ook al komt dat woord officieel niet bij mij voor. Ik heb altijd wel wat te doen en anders zorg ik dat ik wel wat te doen heb. Naar buiten toe, draag ik mijzelf op. Enkele minuten later, een paar honderd meter onderweg, rijst bij mij de vraag op of spinnetjes de emotie wraak kennen. Ik voel namelijk wederom wat kriebelen op mijn gezicht en hoewel ik er naast kan zitten, het zal mij niks verbazen dat dit het spinnetje is wiens spinnenweb ik zojuist had verruïneerd. Wellicht hield dit klotebeestje zich eerst nog ergens op mijn hoofd schuil, maar was het nu tijd om wraak te nemen door fijn over mijn gezicht te wandelen, wetende dat ik hem er toch niet af kan vegen.

Waarschijnlijk is het kleine monster van mijn gezicht afgevallen, gesprongen of gewaaid. Maar opeens voel ik niets meer van zijn geterroriseer. Lang kan ik hier niet van genieten, want even verderop, ik heb net besloten om een langere route te nemen, belanden er enkele pluisjes op mijn neus en daaromheen. Ze blijven plakken en ik word gek van het gekriebel. Hoe het proces verloopt dat zich op dat moment in mijn lichaam afspeelt weet ik niet exact. Wat ik wel weet is dat mijn lichaam volledig verkrampt.

Maar dan komt het meest vervelende, mijn ogen beginnen te tranen. Dat betekent foute boel. Ik heb hier vaker last van, waarbij het voelt alsof mijn waterlanders zo uit de Dode zee geïmporteerd zijn, oftewel beladen met een overdaad aan zout. Mijn ogen branden, ik kan ze nauwelijks openen vanwege de pijn. Behoorlijk balend besluit ik dat er niks anders op zit dan terug te gaan. Het ziet er waarschijnlijk niet uit. Met betraande ogen, die ik het liefst dichtgeknepen hou, rij ik enigszins zigzaggend naar huis. Er zijn veel mensen buiten en ik hoor ze zich afvragen wat daar voor een malloot rijdt, met de ogen dicht een rolstoel besturend. Heel even voor ik de neiging om iemand aan te klampen, maar doe dat niet. Eigenwijs?

Thuis gekomen is alles al vrij snel weer opgelost. Ik ga niet meer op pad, geen zin meer in. Ik ga maar schrijven, want er is ondertussen genoeg inspiratie voor een nieuwe blog.