woensdag 27 maart 2013

Spijtig

Pas geleden zag ik in de schouwburg de voorstelling Spijtig, spijtig, spijtig van Wim Helsen. Waar het over ging? Geen idee eigenlijk, maar het was zeer grappig, onverwachts en absurd. Ik kan natuurlijk vertellen wat ik zag, maar dat heeft geen zin en daar zou ik de cabaretier mee te kort doen. In een recensie las ik later: Wat is er dan allemaal zo spijtig? Dat ‘die ene’ van de Bee Gees nog leeft? Dat Syriërs worden vermoord door een leger waarvoor zij zelf belasting hebben betaald?
Twee dagen later zat ik weer in schouwburg, op exact dezelfde plaats. Dat is op zich niet zo moeilijk, want er zijn maar een beperkt aantal rolstoelplaatsen. Nu keek ik naar de Woef Side Story. Zelden heb ik zo iets leuks gezien. Een alternatieve West Side Story, of zoals het Ro Theater het zelf omschrijft: Romeo en Juliet, maar dan op z’n hondjes.

Om binnen een week twee keer naar het theater te gaan klinkt absurd en dat is het eigenlijk ook. Ik schaam me er echter niet voor, ook al heeft het iets decadents. Ik zie veel leuke voorstellingen, het is steeds meer genieten. Uiteraard moet je dit niet al te vaak doen, anders bestaat er een kans op zogenaamde theatermoeheid. Serieus, twee jaar geleden is mij dit overkomen. Zeer regelmatig bezoek aan een theater en ook alle mooie films in het filmhuisdelen willen bijhouden, ik werd er kotsmisselijk van.
Ik hoor mijzelf het voorgaande zeggen en besef hoe ongeloofwaardig het klinkt. Want ik moet erkennen dat ik drie weken geleden ook al een culturele dubbelslag heb gemaakt. Ook toen was mijn agenda gevuld met tweemaal een bezoek aan hetzelfde theater en ook zat ik beide keren op dezelfde plek. Het enige verschil was dat het hier de oude schouwburg Odeon betrof. Op een dinsdagavond was ik bij Brigitte Kaandorp, op vrijdagavond zag ik Huub van der Lubbe.

In 1979 ging ik voor het eerst naar een schouwburg, de Stadsschouwburg te Haarlem, naar de musical Maskerade. Mary Michon, de enige zus van mijn vader, speelde hierin mee, naast onder andere Jos Brink, Frank Sanders en Simone Kleinsma. Deze laatste, ondertussen ’Grande Dame’ speelde toen een van haar eerste musicalrollen. Van de voorstelling zelf kan ik mij niets meer herinneren. De elpee echter kan ik nog steeds bijna dromen. Het verhaal speelt anno 1910. Mary speelde de rol van een werkster en haar lied Proletariërtango danst nog regelmatig in mijn gedachten.

Andere elpees de nu in mijn gedachten voorbijschieten en die ik meer dan veelvuldig gedraaid heb zijn die van cabaretier Fons Jansen, Koot & Bie (Op hun pik getrapt) en van de Franse zanger Michel Fugain. Een van mijn zussen had een elpee van K-Tel’s Popmusic, zo’n soort ʼAlle 20 Goedʼ-elpee. Met onder andere Teach-In, Hank The Knife, Spooky And Sue, Long Tall Ernie And The Shakers, Jack Jersey en The George Baker Selection. Ook deze schijf is tig keer gedraaid.

Mary, The Aunt, Aunty, hoe ze zich ook liet noemen, gedurende de laatste tien jaar was zij steeds vaker aanwezig bij familieaangelegenheden. Eerder was dat veel minder het geval. Wij, ons gezin, waren haar enige familie en dat leek zij zich steeds meer te realiseren. Ik kreeg ook een steeds beter contact met haar. Regelmatig bellen en als we elkaar zagen waren er goede gesprekken. Ziekte bracht ons bij elkaar, durf ik te stellen. Hierbij heb ik het idee dat zij juist toenadering zocht, zich herkende in de fysieke achteruitgang die ik onderging. Maar de pijn die zij heeft moeten doorstaan is mij gelukkig bespaard gebleven. Mary had al jaren diabetis, zes jaar geleden kwam daar kanker overheen, maar een gebroken staartbotje was het begin van nog meer ellende. Bloedvergiftiging na één van de vele operaties leidde bij een zeer verzwakte Mary tot de dood op 21 juni 2011. Ik gun niemand het leed dat zij heeft moeten doorstaan.

Vijf jaar geleden werd ik getrakteerd op een dagje ‘iets, ergens heen’. Mary was goed bevriend met Aram, een broer van mijn moeder. Ik mocht bepalen wat we gingen doen. Het werd een dag in Amsterdam, eerst lunchen in Muziekgebouw aan 't IJ en daarna naar Doe Maar, de musical. Twee jaar later hebben wij gedrieën weer een leuke dag gehad, nu in Zwolle. Na haar overlijden hebben Aram, diens partner Anthony en ik de traditie voortgezet, onder de noemer Mary Memorial Day. Vorig jaar in Utrecht, binnenkort maar weer eens wat afspreken.

Het lied Proletariërtango gaat over onderdrukking van de arbeiders. Tijdens een tussenstuk wordt door een baronesse over de maatschappij gesproken als over een gezin. In haar rol als werkster Anna maakt Mary een mooie vergelijking. Een vergelijking die toen, rond 1980, heel treffend was. Er was destijds ook een economische crisis gaande. Hij zou in deze tijden weer kunnen gelden.

Baronesse:
De maatschappij is als een gezin!
De man is het kapitaal, de vrouw is de regering, het dienstmeisje is de arbeid, het jongetje van acht is de jeugd en de baby in de wieg is de toekomst

Werkster Anna:
Dat jongetje wordt ’s nachts wakker, omdat de baby ligt te huilen. Dat schaap moet een schone luier. Hij gaat naar de kamer van het dienstmeisje, maar die ligt in bed met de heer des huizes. Hij gaat naar de kamer van zijn moeder, maar die ligt lekker te pitten. Dus moet dat joch zelf de baby wel een schone luier aandoen.

Ik bedoel: Als het kapitaal de arbeid verkracht en de regering slaapt, dan moet de jeugd de toekomst uit de stront halen.

Ik heb thuis nog veel langspeelplaten en ook nog een pick-up. Ik zou hem wel weer eens willen aansluiten. Hoewel ik zelf alleen maar naar de platenspeler kan staren, heb ik al jaren het idee om eens een platenavondje te organiseren.

Het is spijtig dat Mary niet meer leeft.

zaterdag 23 maart 2013

Leger

Eind vorig jaar zag ik bij Pauw & Witteman een gesprek met een journalist over zijn documentaire De Uitverkorenen. Een paar weken geleden zag ik deze indrukwekkende film in zijn geheel. Hij gaat over een loodzwaar trainingsprogramma binnen de opleiding van het Korps Mariniers, de grootste elite-eenheid van het Nederlandse leger.
Onder het motto Velen zijn geroepen, slechts weinigen uitverkoren wil men van jongens kerels maken. Wie de eindstreep van de opleiding wil halen, moet in staat zijn om zichzelf op te offeren voor een collega. Dus wil je marinier worden, dan moet je bewijzen hard genoeg te zijn. Zodra instructeurs een zwakte merken bij een van de deelnemers storten ze zich op hem, want de groep is zo sterk als de zwakste schakel.

Ik kan niet schermen met het feit dat Multiple Sclerose een carrière in het leger in de weg heeft gestaan. Daarvoor was er een andere oorzaak. Mijn kinderen en mijn vrienden kan ik niet trakteren op spannende, verbijsterende of hilarische verhalen over hoe het was in Afghanistan, Irak of op oefening bij ’t Harde. Hoe graag ik ook een ijzervreter had willen zijn. Trouwens, over hoe waarschijnlijk dit zou zijn geweest, durf ik mij niet uit te laten.

Ik ben afgekeurd toen ik elf jaar oud was. Op die leeftijd kreeg ik namelijk een aneurysma in mijn hoofd. Op dat moment besefte ik niet dat ik mijn vaderland nooit zou kunnen dienen. Tegelijkertijd wist men bij de Nederlandse defensie niet dat er een aanstormende Rambo verloren was gegaan.
Stadskanaal werd mijn slagveld. Ik logeerde daar een paar dagen bij mijn neef Peter Punt. Tijdens een potje voetballen werd door iemand een elleboog tegen mijn hoofd geparkeerd, schuin onder mijn rechter oor. Au, dat deed zeer! Maar Rambo als ik was buffelde ik gewoon door. Toen ik niet veel later bukte om mijn veters te strikken, werd mijn lot bezegeld. De hoofdpijn van toen was vreselijk!
Een aneurysma is een verwijding of uitstulping van een bloedvat. In mijn geval veroorzaakt door de klap op mijn hoofd, gevolgd door het bukken om mijn veters te strikken. Al met al heb ik twee weken in het ziekenhuis gelegen. Of er een link is met Multiple Sclerose? Ik zou het niet weten.  

Mijn eerste kennismaking met het leger was in klas één van de Jan van Nassauschool in Hoofddorp. Daar leerde ik het volgende liedje en bleek dat ik al een soldaat was.

Ik zal misschien nooit marcheren bij de infanterie,
rijden bij de cavalerie,
schieten bij de artillerie.
Ik zal misschien nooit vliegen in een vliegmachien,
maar ik ben in de dienst van God!

Ik ben in de dienst van God!
Ik ben in de dienst van God!
Ik zal misschien...

Ergens in het voorjaar van 1989 moest ik in Groningen zijn, want ik was opgeroepen voor de keuring voor de dienstplicht. Op zak had ik een brief van een behandelend neuroloog. Deze had ik enkele weken eerder van hem gekregen. Ik kan me niet meer herinneren of ik hier zelf om gevraagd heb of dat iemand anders mij dit aanraadde.

‘Misschien was het goed voor jou geweest als jij ook in het leger had gezeten.’ Mijn vader zei dit tegen mij toen ik 19 jaar was. Ik was net begonnen op de PABO, nog thuiswonend en een flinke stresskip. Het ‘studeren’ bestond uit stampen, stampen, stampen. Ik maakte mijzelf het leven vaak zeer moeilijk en dat van mijn ouders waarschijnlijk ook. Vandaar de gedachte van mijn vader en moeder, dat ik mijzelf maar eens een schop onder mijn kont moest geven.
Hierop aansluitend denk ik eerlijk gezegd soms dat het wel weer eens goed zou zijn om de dienstplicht opnieuw in te voeren. Wanneer ik het luie, verwende gedrag van veel jongeren zie, denk ik dat het bijbrengen van meer discipline niet verkeerd zou zijn.

Toen ik ooit op mijn werk een, door mij uitgenodigde, korporaal aan de jongeren van onze school voorstelde als een belangrijke meneer uit het leger, werd ik door hem gecorrigeerd. ʺEr is maar één leger en dat is het Leger Des Heils. Ik werk bij de landmacht.ʺ

maandag 18 maart 2013

Slik

De avond van vrijdag 19 november 1999. Dit is, zonder nadenken, een van die paar onvergetelijke momenten uit mijn leven. Na ongeveer negen maanden wachten, fantaseren, voorbereiden en onzekerheid, zou het aanstaande mensje dat Susanna of Daan zou gaan heten, geboren worden. Wie kon op dat moment vermoeden dat een sleutelbeentje van de baby dwars zou gaan liggen.

Destijds hadden wij een Hyundai Pony, overgenomen van mijn schoonouders, voor 2000 guldens. Althans voor de helft door ons. Vrienden die vlak bij ons woonden betaalden de andere helft en waren dus mede-eigenaar. Een notitieboekje in het dashboardkastje voor de gereden kilometers, de betaalde benzine en een gebruikersschema zorgde voor een goede samenwerking. Maar nu was er sprake van de komst van een kind, die dag moest de auto voor de deur blijven staan. Afgesproken!

Sommige gebeurtenissen uit het leven zul je nooit vergeten. Uiteraard weet ik niet alle details meer, maar de geboortes van Susanna en Rosa zijn onvergetelijk. Net als de traumatische ervaring van een nacht lang scheef in mijn rolstoel hangend, 19 op 20 maart 2012. Het moment dat ik officieel hoorde dat er MS in mijn lichaam zit, weet ik ook nog heel goed. Ik was op mijn werk, het Emaus College te Ermelo en moest tussen de middag voor de uitslag van een aantal onderzoeken bellen. Ik geloof dat ik een tafel omver heb geschopt.

’s Avonds besloot de verloskundige dat Wyanne naar het ziekenhuis moest. De bevalling van het aanstaande mensje dat Susanna of Daan zou gaan heten, wilde maar niet vlotten. Dus met de ambulance naar het ziekenhuis en ik er achter aan. Niet dus, want de auto was weg. Al met al werd Susanna om vijf minuten voor middernacht geboren. Toen ik om twee uur ’s nachts thuisgebracht werd door een prille opa Peter en oma Tannyt, stond de auto er weer.

Onlangs, op een druilerige zondagmiddag, liet ik Susanna een doos uit mijn berging openen. Ik zocht een fotoalbum, maar vond een schatkist aan herinneringen. Een aantal fotoalbums, mijn trouwboekje, schoolschriften van mavo en havo, enkele diploma’s en een paar werkstukken uit de tijd van pabo en sph. Ik heb tweemaal een eindscriptie gemaakt. Voor de pabo schreef ik Het sociaal netwerk, een aanpak van het zondebokprobleem, op de sph was de titel Omgaan met agressie kun je leren.
Uiteraard was ik in mei 1993 erg trots op het eindresultaat, maar mijn pabo-scriptie inkijkend kan ik er alleen maar om lachen. Zo weinig bezieling en een hoop lulkoek. Het enige doel dat ik had was dat het af moest. Dat er genoeg bladzijden gevuld moesten worden met tekst. Dat is me gelukt, want een pakket van 94 pagina’s was het resultaat. De saaiheid druipt er van af!

Eerder dit seizoen won PEC Zwolle van PSV met 1-3 en van Feyenoord met 3-2. Dat is gaaf! Net als de wedstrijd in april 2012 tegen FC Eindhoven, toen ze kampioen werden van de Jupiler League. Maar onvergetelijk is voor mij dat ik voor het eerst naar een wedstrijd van PEC Zwolle mocht, samen met mijn zus Corinne. Op 20 maart 1982 (de datum heb ik uiteraard gegoogled) speelden ze tegen NAC Breda en verloren met 1-2. In die wedstrijd werd het snelste doelpunt ooit uit de eredivisie gemaakt. Na 8 seconden lag de bal in het net van Zwolle en lagen laatste man Rinus Israël en keeper Ad Raven verslagen op de grond.

In de doos vol herinneringen vond ik een verslag van een wel heel aangrijpende dag. Voor het vak Sociale Pedagogiek maakte ik samen met enkele medestudenten een referaat over kinderpornografie. Een onderwerp dat voor ons nauwelijks bekend was. We hebben het over 1994. Er zou een wereld voor ons opengaan. Op de hogeschool was er nauwelijks informatie te vinden. Ook contact met de politie en hulpverleninginstanties in Zwolle leverde niks op. Niet voor te stellen anno nu!

Samen met medestudent Annet ben ik naar Amsterdam gegaan voor een bezoek aan de Jeugd- en Zedenpolitie. Zij hadden destijds als enige in Nederland een speciale afdeling gericht op kinderpornografie. Behalve een gesprek mochten wij ook een ruimte betreden met daarin duizenden in beslag genomen videobanden. Tegenwoordig zou men hier één harde schijf mee kunnen vullen, denk ik. Ik geloof dat we een minuut hebben mogen kijken, kunnen kijken. Ook spraken wij met iemand van Defence for Children International en bezochten wij het Jongeren Adviescentrum (JAC). Daar werkte destijds een deskundige op het gebied van slachtoffers van kinderpornografie.

Ons referaat kreeg als ondertitel een uitspraak van Jaap Hoek, hoofdinspecteur van de afdeling Jeugd- en Zedenpolitie: ʺAls er al wat speelt in het land, laten het dat vooral de kinderen zijn.ʺ

Leven heeft niets te maken met ademen maar alles met de momenten die ons de adem benemen, las ik pas.

donderdag 14 maart 2013

Spandoek

Ik loop hier ook namens mijn zussen Anneloes en Corinne. Deze snoeiharde, vlijmscherpe tekst deed politiek Den Haag op zijn grondvesten schudden. De regering van toen, Ruud Lubbers І, werd aan het twijfelen gebracht. Moesten ze nog wel doen wat ze eigenlijk van plan waren?
Vanuit de Verenigde Staten had president Reagan het vriendelijke doch dringende verzoek gedaan of hij 48 kruisraketten op vliegbasis Woensdrecht mocht stationeren. Ook vanuit Nederland moest het Russische gevaar worden bestreden. De Nederlandse regering wilde maar wat graag meewerken. Nou ja, wilde? Ik schat zo in dat de Nederlandse regering niet anders durfde, niet anders kon.

Al in 1981 was er een grote vredesdemonstratie in Amsterdam. Tussen de ruim 400.000 demonstranten liepen ook mijn vader en mijn zussen mee, evenals enkele andere familieleden. Over deze demonstratie verscheen naderhand het fotoboek Nederland zegt Nee, met daarin een grote foto van Anneloes en Corinne afgebeeld, lezend in de linkse, communistische krant De Waarheid. Ik was hier trots op. Een volgende keer wilde ik ook mee! Mijn ouders waren christelijk en links georiënteerd. Zo was mijn vader in die jaren lid van de Evangelische Volkspartij (EVP) en ook van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV). Als predikant zijnde werd hem dat niet altijd in dank afgenomen

Toen het mogelijke besluit tot plaatsing nog dichterbij kwam, werd er in 1983 weer een demonstratie georganiseerd. In Den Haag zouden op 29 oktober dat jaar meer dan 550.000 mensen bij elkaar komen. Over die tijd las ik:
Massale demonstraties, felle debatten, politieke ruzies en zelfs verscheurde huwelijken. Heel Nederland is begin jaren tachtig in de ban van de bom. Er was die dag in heel Nederland geen bus meer te huur: ze reden allemaal naar Den Haag. Een groot deel bleef ook nog in de file staan.

Onlangs was ik weer eens in het IJsseldelta Stadion, de thuishaven van PEC Zwolle. Het was de halve finale van de KNVB-beker tegen PSV. De wedstrijd zou om 18.45 uur beginnen, maar omdat het druk zou worden wilde ik op tijd aanwezig zijn. Druk werd het, in het stadion maar ook al in de taxi. Het taxibusje kwam mij om 17.25 uur halen, maar toen ik de eerste glimp van het veld zag, was de wedstrijd al bijna een minuut bezig. Oftewel, ik ben bijna anderhalf uur onderweg geweest.
Over de wedstrijd zelf valt weinig leuks te zeggen. Een matige vertoning, 0-3 verlies en vooral vreselijk koud. Ik was dik aangekleed en overal tegen bestand, dacht ik. Maar mijn tenen vroren er bijna af. Stiekem wenste ik op dat moment iets meer last te hebben van MS in mijn voeten. Het niet goed kunnen voelen hoe koud ze in werkelijkheid zijn, kàn een voordeel hebben.

Aan de overkant van het veld hangt een enorm spandoek met de tekst PEC Zwolle Desespereert Nimmer. Het is een knipoog naar het verleden van de club. In de eerste jaren van de 20e eeuw worden in Zwolle twee voetbalclubs opgericht. In 1904 de club Ende Desespereert Nimmer en in 1906 Prins Hendrik. In 1910 fuseren beide verenigingen tot PEC, de Prins Hendrik Ende Desespereert Nimmer Combinatie. Vanaf 1971 wordt het PEC Zwolle.

Waarschijnlijk omdat de wedstrijd niet om aan te zien was had ik de tijd om de creativiteit van de supporters op mij in te laten werken. Dan heb ik het uiteraard niet over de vaak afgezaagde spreekkoren. De spandoeken echter zijn meestal mooi om te zien. Nu leent de afkorting PEC zich daar makkelijk voor, zoals: The Boys Are PEC In Town, PEC To The Future en ResPECt. Ook individuele spelers krijgen hun spandoek, zoals Slot Zij Met Ons (Arne Slot) of BenSon Of God (Fred Benson).

In een van de bussen vol actievoerders, de in 1983 naar Den Haag gingen, zaten mijn vader en ik. Politiek bewust als ik was stond ik natuurlijk te popelen om vooraan ‘Nee’ te brullen. Ik was ʼbewapendʼ met een stuk hout. Aangespoord door mijn zussen, had ik een houten bord gemaakt van 40 bij 50 centimeter. Met daarop die shockerende tekst Ik loop hier ook namens …
Alle protesten ten spijt besloot de toenmalige regering toch tot plaatsing van de kruisraketten. Trouwens, uiteindelijk ging dat ook weer niet door, omdat Rusland alsnog het INF-verdrag (Intermediate-Range Nuclear Forces) ondertekende.

Vier jaar geleden heb ik zelf nog een spandoek gekocht. Niet om te protesteren, maar om aandacht te vragen voor fietsende kinderen. Het bekende spandoek van Veilig Verkeer Nederland, De scholen zijn weer begonnen. Overhaaste bewoners van Stadshagen konden hier wel wat meer op gewezen worden. Meer dan die paar spandoeken die de gemeente ieder jaar tijdelijk ophangt.

Binnen de oudervereniging was tot voor kort een van mijn functies verkeersouder. Ik, die niet kan lopen, fietsen of autorijden. Ongeveer vijf jaar geleden bleek de basisschool deze functie graag bekleed te hebben. Terwijl ik er niet was, ben ik tot verkeersouder gebombardeerd. Ik had achteraf natuurlijk nee kunnen zeggen! Na de zomervakantie stop ik met de oudervereniging. Ook Rosa gaat naar de middelbare school.

Op mijn spandoek voor het leven staat: Carpe Diem – Pluk de dag!

dinsdag 12 maart 2013

Zorg


Heb jij die brief van stichting Fokus al gekregen? Deze vraag werd mij onlangs gesteld door een adl-assistent. Normaal zou ik hier niet onrustig van worden. Over het algemeen laat ik één keer in de week mijn brievenbus legen. Op woensdagochtend, als mijn ambulant begeleidster langskomt, zie ik wel wat er op mijn pad komt of ondertussen is gekomen. Rekeningen, gemeentebelastingen, mededelingen van het UWV, het zal allemaal wel. Wat kan er mij nog gebeuren?

Maar het denken aan de brief blijft knagen. Kennelijk weet ik meer dan ik op dat moment zelf in de gaten heb. Opeens slaat mij de schrik om het hart. Kennelijk heeft het denkproces binnen mijn hersenpan de categorie toekomst bereikt. Ik weet het weer, 2014 komt er aan! De brief gaat natuurlijk over de toekomst van het Fokuswonen. Gaat het dan toch verdwijnen? Vast niet, maar er zitten wel allerlei veranderingen aan te komen. Als ik de brief eenmaal onder ogen krijg, wordt daarin ook geen duidelijkheid gegeven. Alle cliënten van Fokus krijgen de gelegenheid om binnenkort bij een informatieve bijeenkomst aanwezig te zijn. Een vermoeden heb ik wel: ik zal mijn leven meer volgens van te voren gemaakte afspraken moeten gaan invullen. Dus hoe laat ik wil opstaan en naar bed wil gaan. Dat is nog niet het allerergste. Als er maar wel ruimte blijft om zelf te bepalen wanneer ik naar het toilet wil.

De wereld der Fokuscliënten was twee jaar geleden in rep en roer. De subsidie, die Fokus al jarenlang van de regering kreeg en waardoor deze mooie manier van leven mogelijk is, zou worden stopgezet. De financiering moest anders worden geregeld. Na een paar maanden ophef werden wij weer in slaap gesust. Voorlopig was er een oplossing gevonden. Met ingang van 2012 zou Fokus dan wel onder de AWBZ vallen, de financiering van de adl-assistentie werd voorlopig geregeld in een specifieke aanspraak binnen de AWBZ. Per 2014 moet er een definitieve regeling komen.
Ondertussen zijn er adviesorganen bezig geweest om uit te zoeken hoe de regering dit het beste kan gaan uitvoeren. Ergens in de afgelopen maand maart zou de betreffende staatssecretaris worden geïnformeerd en geadviseerd. Het kwaad ligt dus nu al ergens te broeien in een bureaula.

Hoewel ik er nog niet wakker van lig, begin ik mij toch wel wat zorgen te maken. Zorgen over mijn toekomst, over mijn woonplek. Ik wil zo zelfstandig mogelijk in het leven blijven staan/zitten/rollen/rock ‘n rollen. Het liefst hier, waar ik het enorm naar mijn zin heb. En belangrijker, waar mijn dochters bij mij kunnen zijn en kunnen blijven slapen.
Ik weet dat Fokuswonen een smak geld kost en snap ook dat er in Nederland veel moet worden bezuinigd. Zelfs in de zorg, hoe afschuwelijk ik dat ook vind. Maar hopelijk begrijpt de regering ook dat ik geen zin heb om in een verzorgingshuis te gaan wonen. Ik dacht dat ik het doemdenken de afgelopen jaren achter mij had gelaten. Niet helemaal dus.

Het woord doemdenken werd in 1980 voor het eerst gebruikt door Koot & Bie. Eind jaren ’70, met een naderende economische crisis, heerste er in Nederland een nogal negatieve kijk op de toekomst. Doemdenken was het denken dat de maatschappij 'gedoemd' is, dat er niets te redden valt en alles er somber uitziet. Nederland kende heel veel doemdenkers. De titel Woord van het Jaar bestond nog niet, anders zou dit er wel een geweest zijn.

Wanneer was ik onzeker? Jaren geleden was onzekerheid een onderdeel van mijn zijn, maar tegenwoordig niet meer. Dat is niet helemaal waar, want uiteraard ben ik wel eens bang voor de toekomst. Hoe ziet mijn ziekte er over drie jaar uit en is het mogelijk om dan nog bij Fokus te wonen? En dan denk ik niet eens aan mogelijke bezuinigingen.
Mijn ambulant begeleidster is namens mij al eens wezen kijken in een verzorgingshuis. Met alle respect, hoe goed de zorg er ook zal zijn, daar wil ik niet heen. Een kleinere leefruimte voor mijzelf en minder de regie in eigen hand. Echt niet!

Als ik lees hoeveel de omgevallen banken de staat hebben gekost, word ik misselijk. En als ik ontdek hoeveel geld er aan het JSF-project wordt uitgegeven, word ik kotsmisselijk. Tot op heden is dat al bijna €1.000.000.000 (= 1 miljard) en dan hebben we ze nog niets op Nederlandse bodem staan. Eén toestel kost meer dan €60.000.000 (= 60 miljoen) om aan te schaffen en zal dan per jaar meer dan €4.000.000 kosten aan onderhoud. De verwachte levensduur is dertig jaar. Reken maar uit! Nederland wil 85 vliegtuigen kopen! Als je alles bij elkaar optelt, zullen de totale kosten op €15.000.000.000 uitkomen. Iedereen kan snappen dat daarvoor heel veel zorg kan worden aangeboden.

Terugkijken in het verleden heeft alleen zin om er wat van te leren voor nu of voor straks, later, de toekomst. In een artikel las ik dat bij testvluchten is gebleken dat de piloot van een JSF letterlijk niet eens goed achterom kan kijken.

vrijdag 8 maart 2013

Huub

En zingen dan? Is een koor niet wat voor jou? Deze vraag werd mij ergens begin 2004 gesteld door mijn moeder. Op een koor, zie je het voor je? Zoiets vraag je niet aan een amuzikaal persoon. Je vraagt toch ook niet zomaar of iemand in de gemeenteraad plaats wil nemen. Daar moet je belangstelling voor hebben, aanleg. Net als het beklimmen van de Mount Everest of een cursus Chinees.

De MS begon langzaam maar zeker sporen achter te laten. Ik wist op dat moment ongeveer vijf jaar van het bestaan af. Soms zwom ik nog enkele baantjes, maar verder sporten was er niet meer bij. Ik bulkte destijds ook niet van de creativiteit en ondernam eigenlijk weinig buiten het kringetje waarin ik verkeerde. Ik neem mijzelf die passiviteit ook niet kwalijk. Met een jong gezin om mij heen, een aantal goede sociale contacten en erg leuk werk in het speciaal onderwijs was ik wel tevreden. Maar bovenal, ik stond nog heel anders in het leven. Ik heb het 2 al eens eerder benoemd, ik was erg snel tevreden.

Onlangs was ik bij een optreden van Huub van der Lubbe, beter bekend als zanger van De Dijk. Eindelijk, want ik had hem graag al eens eerder solo zien optreden. Hij op gitaar, verder slechts begeleid door een pianist. Mooie teksten, stoere stem, goede entertainer! De avond bracht wat ik ervan verwachtte!
De Dijk heb ik een aantal keren live gezien, voor het eerst in 1988, in het oude Hedon. Een jaar later zag ik ze weer op het festival Klepperpop in Hardenberg. Daar trad een leuk rijtje op: Bertus Staigerpaip, Claw Boys Claw, De Dijk, Herman Brood en Golden Earring.

Toen ik in 1980 in Zwolle kwam wonen, heette mijn buurjongen Huub. Hij woonde twee huizen verderop. De eerste jaren in Zwolle werd hij een goede vriend van mij. Hij zat weliswaar op een andere lagere school, maar daarbuiten speelden we veel, vooral voetballen. We zaten ook in hetzelfde team van voetbalclub CSV’28. Ik kwam volgens mij niet veel over de vloer bij hem thuis. Het was er niet gezellig, een koude atmosfeer en een norse, strenge vader. Eenmaal op de middelbare school groeiden wij uit elkaar. Op zijn middelbare school kreeg hij foute vrienden.
De laatste keer dat ik op zijn kamer was toonde hij mij een enorm, gloednieuw survival knife. Net zo eentje als Rambo had. Met in het handvat een aantal noodzakelijke hulpmiddelen opgeborgen om het een weekje uit te houden in de jungle. Een kompas, een vuursteentje, allerlei haakjes en onder andere ook naald en draad om zelf je wonden dicht te naaien of je kleding te verstellen. Huub stal veel, dat mes waarschijnlijk ook en het is volgens mij ook bergafwaarts gegaan met hem. Althans, in die jaren. Vijf jaar geleden liep ik hem bijna tegen het lijf. Ook wel nieuwsgierig heb ik hem toch ontweken.

Hoewel ik in de brugklas volgens mij veel braver was dan Huub, was ook ik kennelijk beïnvloedbaar. Ook ik heb gepikt en ben betrapt, met als gevolg dat de directeur van mijn school, het Meander College, ons kwam halen bij de Blokker. Teruglopend naar school, door het winkelcentrum heen, kon iedereen mij en mijn betraande ogen zien. Ik geloof dat mijn ouders niet boos waren, wel teleurgesteld.

Zoals wel vaker het geval is, bleek mijn moeder ook ditmaal goed te zitten met haar voorstel betreffende zingen bij een koor. Ik moet erkennen dat, ongeacht het onderwerp, mijn moeder wel heel erg vaak gelijk blijkt te hebben. Hoe irritant ik dat ook vind.
Na enkele weken bezinken ging er toch iets kriebelen en ben ik verschillende koren gaan bezoeken en vergelijken. Zo werd ik voor ruim vier jaar onderdeel van de afdeling tenoren van koor De Koor. Populair, klassiek, Nederlandstalig, alles moest uit het hoofd
gezongen worden. Een paar keer per jaar gaven we een optreden. Ik heb het met veel plezier gedaan en het werd pure ontspanning. Twee uren lang compleet de gedachten verzetten. Graag was ik doorgegaan als de MS ook nu geen spelbreker was geweest. Er waren door mij en de dirigente verschillende tussenoplossingen bedacht om maar aanwezig te kunnen blijven. Echter, toen ik eenmaal zo ver was dat ik het slechts tot aan de pauze bleef volhouden, ging voor mij ook de lol eraf.

Het lied Iemand als jij is van Huub van der Lubbe. Afgelopen vrijdag zong hij het gelukkig ook. Prachtig! Met De Koor hebben we het ook vaak gezongen. Een lied voor geliefden, maar mama, dit lied gaat ook over jou.

Iemand die me doorheeft als ik mezelf niet ben
Die wel beter weet dan ik mezelf ken
Iemand die me wegwijst als ik het doel vergeet
Die me de waarheid zegt als ik het niet meer weet

Iemand als jij
Iemand als jij
O, zo iemand als jij

Iemand die me loslaat en mij mijn gang laat gaan
Die me tegenhoudt als ik dreig door te slaan
Iemand die kan lachen om alles wat gebeurt
Die wel janken kan maar daarom niet getreurd

Iemand als jij
Iemand als jij
O, zo iemand als jij
Iemand als jij
Zo is er niemand
Er is niemand zoals jij bent voor mij

Iemand die me liefheeft als ik me niks meer voel
Die door alles heen toch begrijpt wat ik bedoel
Iemand die me warm maakt, al is het nog zo koud
Die mijn alles is en van mijn alles houdt

Iemand als jij

Net als Huub van der Lubbe had mijn buurjongen Huub ook enorme flaporen.

maandag 4 maart 2013

Eerlijk

Of het komt door die woest aantrekkelijke ogen van mij weet ik eigenlijk niet. Misschien wel door dat uitdijende hoofd of idem lichaam daaronder. De oorzaak kan ook liggen bij mijn steeds geavanceerder geworden rolstoel. De kinbesturing maakt zelfs op mijzelf nog wel eens indruk, laat staan op anderen. Ik heb in ieder geval veel bekijks, wanneer ik ergens heen ga. Dat denk ik niet alleen, dit zie ik. Vervelend is het absoluut niet, ik ben er aan gewend en begrijp het ook wel.

Het kan zelfs ook wel leuk zijn, die blikken. Wanneer ik bijvoorbeeld in het winkelcentrum kom en met verbaasd kijkende ogen van kleine kinderen word geconfronteerd, moet ik daar om glimlachen. Ik ben ze dan nog niet voorbij gereden of ik hoor een stemmetje: ʺmama, kijk eens!ʺ of ʺwaarom heeft die meneer dat?ʺ Dat is aandoenlijk om te horen. Wanneer Rosa met mij mee is, vindt zij die starende blikken van vooral kinderen vervelend. ʺAch, die zijn gewoon jaloers!ʺ, sta ik haar dan bij. Susanna heeft hier minder last van. Rosa schaamt zich ook als ik zit te klungelen met de rolstoel in de bus, de supermarkt of gewoon onderweg. Dan schaam ik met haar mee!

Ook ik heb moeten leren omgaan met starende medeburgers. Het blijft kennelijk een aantrekkingskracht houden, wanneer iemand in een rolstoel zit of wat voor beperking dan ook heeft. Misschien mag ik zelfs wel blij zijn dat ik in een rolstoel zit. Dan is het duidelijk dat er wat aan de hand is, want ik heb ondertussen wel geleerd dat er heel wat beperkingen zijn die niet aan de buitenkant zichtbaar zijn. Dat is dubbelzwaar voor de mensen die het aangaat, met een grotere kans op onbegrip van anderen. Aanvankelijk vond ik het verschrikkelijk, al die starende blikken. Waarschijnlijk heb ik het mij vooral ingebeeld. Hoe langzaam de achteruitgang ook gaat, eens is de dag dat er weer een nieuwe voorziening om de hoek komt kijken.
Op het moment dat er bij mij een scootmobiel aan te pas kwam, zat Susanna in groep 2. ‘s Ochtends had ik haar nog met een accufiets van school gehaald, om haar ’s middags weer te brengen met de zojuist geleverde scootmobiel. Ik vond het heel erg eng, maar het viel 100% mee. Deze overgang is me altijd bijgebleven. Jammer dat ik deze mentale overwinning destijds niet heb kunnen gebruiken om op andere vlakken te groeien.

Zittende in een rolstoel ben ik een aantal keer doelbewust gefotografeerd. Ik kom mezelf daarom her en der wel weer eens tegen. Het is wel leuk om te horen of te zien, wanneer ik weer ergens opduik om een gerelateerd artikel te begeleiden. Toen bijvoorbeeld aan medewerkers en cliënten van Fokus werd gevraagd om mee te werken aan een fotoshoot hoefde ik niet na te denken. Het heeft ervoor gezorgd dat ik regelmatig in hun advertenties opduik.
De EOvisie, de Metro of een plaatselijk wijksufferdje, het maakt mij niet uit. Gekscherend bestempel ik mezelf als mediageil. Ik ken mensen die het juist afschuwelijk vinden om op een foto te worden gezet. Nou, ik niet! Maar wat is hier de reden van? Wat zit hier achter? De frustratie dat ik het nooit op andere fronten ver heb geschopt? Heb ik mijn roeping gemist? Of ben ik een narcist?

Mijn roeping? Wat had ik eigenlijk willen worden? Ik heb daar nooit lang over nagedacht. Na de mavo eerst maar eens de havo gedaan. En daarna het basisonderwijs als werkveld gekozen, niet te moeilijk volgens mij. Ik koos toen al voor de veilige weg. Na de havo hoefde ik dus niet te kiezen, het werd de pabo. Toen ik eenmaal op de pabo zat, begon ik toch nog te twijfelen. De sph was misschien ook wel wat voor mij. Toen heette die opleiding voor het laatste jaar nog hbo-j. Was het onderwijs wel wat voor mij? Mijn hart lag toch meer bij de intensievere omgang met het individuele kind.

Na vier jaar pabo heb ik alsnog de opleiding sph kunnen doen. Door een tweejarige kopstudie kon ik binnen de geoorloofde zes jaar mijn tweede hbo-diploma halen.
Lesgeven was niet voor mij weggelegd, ontdekte ik eerder tijdens stages en kortlopende invalbaantjes. Op orthopedagogisch behandelcentrum Groot Emaus vond ik een ideale combinatie van onderwijs en hulpverlening. Tijdens mijn zogenaamde carrière heb ik altijd op één plek gewerkt. Dertien jaar na mijn aanname moest ik afscheid nemen. Maar de MS stond een eerdere carrièremove ook in de weg. Als die er al was gekomen. De directie van het Emaus College ben ik eeuwig dankbaar dat ik er zo lang heb kunnen werken.

Hoe eerlijk kinderen kunnen zijn ontdekte ik de afgelopen oudejaarsavond. Mijn neef Dirk Jan had mij uitgenodigd bij hem thuis. Op een gegeven moment vraagt een van zijn zoontjes (zeven) aan zijn ouders hoe ik naar de wc ga. ʺNou, vraag maar aan Geert Jan zelf!ʺ Een paar dagen later ben ik aan het eten bij vrienden en opeens vraagt hun zoontje van zes, fluisterend in het oor van zijn vader, hoe ik naar de wc ga. ʺNou, vraag het maar aan Geert Jan zelf!ʺ

En wat ik antwoordde? De waarheid, maar dan wel pedagogisch verantwoord verpakt. En wat is de waarheid? Vraag maar aan Geert Jan zelf.

vrijdag 1 maart 2013

Filosoferen

En de klok zegt tik, tik
Tikt al mijn uren weg

Zo begint het lied Rigoreus van The Scene. Deze zinnen kwamen spontaan in mij naar boven toen ik op bed lag en alleen maar naar een klok kon staren. Niet thuis, maar aan de andere kant van Zwolle. Dat was vorig weekend, in het ziekenhuis. Ik keek uit op een witte muur met als enige opsiering die klok. Omdat ik afhankelijk ben van een tillift om uit bed te komen, wordt ik bij een ziekenhuisopname automatisch op een kleinere zaal gelegd, waar de ruimte om het bed groter is. Het gevolg is wel dat er nooit iemand tegenover je ligt. Altijd maar die muur. Hoe de tekst verder gaat wist ik niet meer. In de context van dit verhaal is de rest ook niet belangrijk. Sterker nog, ik weet eigenlijk niet eens waar het over gaat. Wie wel?

En de klok zegt tik, tik
Tikt al mijn uren weg

Er zijn ziekenhuisopnamen die gepland zijn, waar men zich op kan voorbereiden. Deze keer was totaal onverwacht. Donderdagavond werd ik rillerig en kreeg een lichte koorts. Op tijd naar bed gegaan, maar ik kon moeilijk de slaap vatten. De volgende ochtend was ik om acht uur het liggen beu, maar het lukte mij niet om assistentie te vragen. Behalve dat mijn hoofd als een brok beton voelde, leken mijn ledematen van hetzelfde materiaal. Ik kon niets bewegen. Na vijf pogingen, met tussendoor lange pauzes, besefte ik dat wachten de enige optie was. Wachten totdat de medewerkers van Fokus mij zouden gaan missen. Om kwart voor twaalf werd geprobeerd om mij te bereiken middels de intercom. Omdat ik niet kon reageren, kwamen ze mij  opzoeken. Het tikken van een voordeursleutel kwam mij ter ore. Een enigszins onzekere stem riep mij. Die emotie in de stem begrijp ik wel Wat treffen ze aan? ʺGeert Jan? Hallo, gaat alles goed?ʺ

De vorige avond had ik geen rode kool gegeten, maar er was wel een rode kleur te zien in mijn urine. Dat is uiteraard niet goed. Tevens heb ik hoge koorts, een flinke hoofdpijn en nog steeds een krachteloos lichaam. Genoeg redenen voor de ondertussen aanwezige huisarts om mij naar het ziekenhuis te laten gaan. Vanuit de ambulance kom ik eerst op een kamertje van de afdeling Acute Opname terecht, voor enkele onderzoekjes. Men denkt aan een blaasontsteking. Vlak voordat ik vertrek naar een andere afdeling, wordt mij nog even een vraag gesteld: ʺWat is uw wens dat wij doen wanneer uw hart het dreigt te begeven?ʺ

De kans is klein, maar ze moeten het vragen. Wat een onderwerp om in een paar seconden over te moeten beslissen. Ik mag de beide mogelijkheden nu tenminste tegenover elkaar plaatsen. Anderen is dit geluk niet gegeven. Ik wil nog niet dood, dus laat ze maar hun best doen voor mij. Maar aan de andere kant, als er wat gebeurt en ze kunnen mijn hart redden, hoe kom ik daar dan weer uit? Wil ik dan nog wel verder leven? Ik wil nog van het leven genieten, bovendien kan ik niet zonder mijn twee dochters. Maar wat hebben die eraan als hun vader niet meer dezelfde is.

Zo lig ik dus niet veel later op een kamer op afdeling A3. Mijn rolstoel staat nog thuis. Op dat moment moet ik overigens nog even niet denken aan rechtop zitten. Maar het zou wel handig zijn als die hier zou komen, vinden arts en verpleegkundigen. Maar hoe, dat laten ze aan mij over! Even een tijdschrift pakken lukt me niet. Het is dus voorlopig liggen, staren en nog eens liggen staren. Gelukkig werken mijn hersenen nog prima. Denken, mij ongelukkig voelen, fantaseren en misschien wel filosoferen. Ik? Filosoferen? Ach, het klinkt wel interessant.

En de klok zegt tik, tik
Tikt al mijn uren weg

Zaterdagmiddag komt er opeens een rolstoel mijn kamer binnenrijden. En wie zit erin? Niemand! Maar Susanna loopt erachter. De rolstoel besturend met de nieuwe joystick op de rugzijde is zij, samen met mijn zus Corinne, met de bus vanaf mijn huis naar het ziekenhuis gegaan. Ik ben trots, supertrots! Op dat moment is zij de enige die dat kan.
Maandagavond mocht ik weer naar huis. Gelukkig, eenmaal thuisgekomen kon ik weer los op de digitale snelweg. Ik moet nog een week antibiotica blijven slikken.

En de klok zegt tik, tik
Tikt al mijn uren weg
Voor wie wacht komt alles steeds te laat

En de klok zegt tik, tik
Op de witgestucte muur
Voor wie wacht komt alles steeds te laat

Je blik gericht op een plek op mijn lichaam
Het is alsof je zegt
Doe iets, nu, hier, voor mij
En doe het

Rigoreus en onverwacht
Rigoreus en ondoordacht
Rigoreus door dik en dun
Rigoreus, rigoreus, rigoreus, maar altijd uit het hart

En ik weet wat jij verlangt
En ik weet wat jij verdient
Voor wie wacht komt alles steeds te laat

En de klok zegt tik, tik
Tikt al mijn uren weg
Voor wie wacht komt alles steeds te laat

Ik weet nog steeds niet waar het over gaat. Toch nog wat langer filosoferen?j