zondag 6 april 2014

Traag



Het is bijna niet meer voor te stellen, maar ooit was ʺjá, leukʺ een veel gebruikte reactie op mijn vraag aan de meiden om mee te gaan naar het winkelcentrum. Hoewel? Laat ik wel realistisch blijven en erkennen dat op die vraag waarschijnlijk minder vaak met een dergelijk enthousiasme zal zijn gereageerd dan ik misschien doe voorkomen. Hooguit in die tijd dat de dames nog bijna alles leuk vonden om te doen zal dit zo zijn geweest. In bepaalde gevallen kon het kopen van een ijsje in het vooruitzicht worden gesteld, om hen over de streep te trekken

Gewoon ʺjaʺ zal eerder het antwoord zijn geweest en zij zullen hun instemmening ook dan nog niet al na een eerste keer vragen hebben gegeven. Maar ik heb het altijd belangrijker gevonden dat ze deden wat hun vader vroeg, dan dat ik het de meiden toestond dat zij zich ontwikkelden in het hebben van een eigen willetje. Deze al dan niet bewuste vrije opvoeding was mij toen en de daarop volgende jaren vreemd. Ik ben ondertussen natuurlijk wel met mijn tijd en met de ontwikkeling van mijn dochters meegegroeid.

Een blik terug in de tijd laat een evolutie aan steeds minder enthousiaste antwoorden zien. Reacties op die ene vraag, welke ik te allen tijde steeds zal hebben gesteld, dus om mee te gaan naar het winkelcentrum. Het moge vanzelfsprekend zijn dat toen de kinderen klein waren, ik dit niet vragend maar verplichtend bedoelde. Van een aanvankelijk bijna automatische instemming werd het nadien ʺja, maar nog even wachten hoor!ʺ en ʺah, moet dat nou?ʺ. Daarna kwam ʺik heb geen zinʺ en tegenwoordig is het vaak ʺnee, ik heb huiswerkʺ, waar ik natuurlijk niets tegenin te brengen heb.

Uiteraard begrijp ik maar al te goed dat er enige weerzin is bij het samen met hun vader boodschappen doen. Een automatisch enthousiasme zal ik ook zeker niet verwachten van hen. En voor alle duidelijkheid, ik kan prima alleen gaan. Het is eerder uit gezelligheid dat ik dit voorstel doe, behalve dat het ook praktisch is.

Een beetje doorvragen leert dat het niet alleen mijn persoontje en een duf winkelcentrum zijn, welke demotiverend werken. De rolstoel werkt ook niet in mijn voordeel. Dat ding gaat zo langzaam, hoor ik als bezwaar. Ik zou daar tegenin kunnen brengen dat mijn vervoermiddel nog net zo snel gaat als twee jaar geleden. Maar de tijden zijn veranderd. De meiden hebben langere benen, lopen sneller en ik heb een kinbesturing.

Allereerst schiet mijn kin geregeld uit de kinjoystick. Helaas is geen straat zo glad als een laminaatvloer. Daarnaast is onderweg gezellig kletsen ook nog eens lastig, want praten en rijden tegelijk kan ik niet. Of men accepteert dat een eventueel gesprek in etappes gevoerd zal worden, door steeds na een tigtal meter even te stoppen. En anders neemt men er genoegen mee dat ik met de tanden op elkaar mij verstaanbaar probeer te maken.

Wie het typetje Frank van Putten, gespeeld door Wim de Bie, kent (ʺIk wil een lekkere blonde del, maar ik heb alleen mijn moederʺ), zal meteen begrijpen wat ik bedoel.

Ga maar eens met mij op pad, dan ontdek je wat ik bedoel. En dat de rest van mijn leven juist verre van traag is

Geen opmerkingen:

Een reactie posten