dinsdag 31 maart 2015

Chips


Op een willekeurige avond kan het mij plotsklaps overkomen. In mijn hoofd word ik dan uit het niets bevangen door die ene gedachte die de boventoon voert en de rest bijzaak maakt. Het betreft de lust naar ‘iets te snaaien‘ en deze emotie is niet makkelijk te negeren. Maar of ik mentaal zo krachtig ben dat het mij toch lukt om deze drang de baas te blijven, vraag ik mij af. Het zal eerder domweg komen door het feit dat mijn handen de beslissende manoeuvre niet kunnen bewerkstelligen.

Voor anderen komt dit misschien over als een kwelling, maar zo ervaar ik dat niet. Ik ben aan dit feit gewend en frustratie is er nauwelijks meer. Misschien kan men het beter als een voordeel van een nadeel zien. Want omgedraaid, indien ik wel zou kunnen toegeven aan deze beperkte driften, dan had ik wellicht achteraf alleen maar van mijzelf gebaald.

Behalve de hierboven genoemde, onbeantwoorde vraatzucht, overkomt mij vrijwel dagelijks, als een automatisme, een kortstondige drang naar een snack. Wat er gebeurd is waarschijnlijk overeenkomstig aan dat wat bij het hondje van Pavlov geschiedde en is wetenschappelijk gezien misschien net zo interessant. Het gebeurt als ik eenmaal in mijn slaapkamer ben, gedurende de ongeveer 25 daarop volgende minuten dat een adl’er mij helpt met alles wat erbij komt kijken om naar bed te gaan. Dan wordt er opeens, zonder nadenken, door mij de zin ″En nú heb ik zin in…″ uItgestoten. Dit wordt dan vrijwel direct vervolgd door iets wat hoogstwaarschijnlijk al aanwezig is in mijn hoofd: een pizza, een tosti of een gehaktbal. Ik betwijfel of het hier gaat om een reële gedachte. Het zal eerder een loze kreet zijn om de stilte te vullen. Of misschien wordt er hiermee toch een frustratie blootgelegd. De wens van dat moment krijgt echter nooit een vervolg.

Na een aantal avonden de trek te hebben weggeslikt, heb ik onlangs maar weer eens keihard toegegeven aan mijzelf. Tijdens het chips verorberen kwam er meer wijsheid over mijn ware ik naar boven. Die avond zat ik voor de televisie, met een adl’er naast mij om in mijn tempo chips naar binnen te drukken. Maar op dat moment vond er een nogal complexe botsing plaats. Ik wil eigenlijk onbeheerst een bak chips leeg schransen, maar tegelijkertijd ook rekening houden met wat die adl’er wel niet zal denken. Dus vriendelijk vraag ik of het tempo van chips aanreiken iets omhoog kan. De gedachte achteraf dat dat ik eigenlijk nog wel twee bakken wil, slik ik maar weg.

Wanneer in een weekend de meiden bij mij slapen, komt dit 's avonds vaak neer op televisiekijken en chips eten. Dat papa hierbij geholpen moet worden is onderwijl bijna normaal geworden voor hen. Maar dit is wel een proces geweest. ″Mag ik nu dáár zitten? Vorige keer zat ik naast papa en moest ik hem helpen.″ Ik geloof niet dat de meiden het onderwijl nog problematisch vinden om mij hierbij te helpen, maar geheel van harte gaat dat nog steeds niet. Ach, ergens begrijp ik dat wel. Helemaal omdat hun vader aan één bak chips niet genoeg heeft.

Of geef ik dan het verkeerde voorbeeld?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten