Zoals iedere keer, was het dit jaar ook nog winter terwijl ik de bestemming voor een reisje in de zomervakantie vastlegde. Maar omdat ik voor het tweede jaar achtereen naar Berlijn zou gaan legde ik mezelf wel enige voorbereiding op. Het zou niet gebeuren dat ik als een kuddedier dezelfde highlights zou gaan bewonderen als in 2014, hoe interessant de restanten van de muur of het indrukwekkende Holocaustmonument ook zijn.
Met
een to-do-list op zak zou ik naar Berlijn vertrekken. Zo had ik een aantal
musea uitgekozen welke ik zou willen bezoeken en om ter plekke frustraties te
voorkomen had ik ook meteen maar de rolstoelvriendelijkheid op hun website onderzocht. Toch, ondanks
dit motivatie verhogende voorwerk, begon pas enkele dagen voorafgaande aan
vertrek het besef te kriebelen en nog werd ik door externe factoren behoorlijk
belemmerd.
Nu
ik een katheter heb, zou ik daarvan profijt moeten hebben. Hoewel ik niet kan ontkennen
dat er wel degelijk ook voordelen zijn aan deze omlegging, heb ik er toch nog
geregeld problemen mee. Geheel ontspannen met de katheter leven is er nog niet
bij. Schijnbaar heb ik een teveel aan gruis in mijn blaas. Hoe weinig dit ook
is, het leidt naar mijn mening iets te vaak tot een verstopping, met alle
gevolgen van dien. En waarom ik dat gruis heb? Misschien heb ik toch een stenen
hart, geleidelijk afbrokkelend. Vandaar dat ik met enkele rampscenario’s
rekening hield, waardoor Berlijn minder leuk zou worden. En terwijl hij een
jaar lang vrijwel probleemloos zijn best deed, besloot op de valreep mijn
rolstoel flauw te doen, door enkele dagen voor vertrek er de brui aan te geven.
Gelukkig wisten mijn vrienden van Welzorg het euvel een dag voor vertrek te
fiksen.
Niet
alleen omdat ik vrijwel de gehele to-do-list heb kunnen afvinken. Ook kan ik
terugkijken op een goede zorg en was er geen gedoe met gruis. Wat heeft er indruk
gemaakt? Was er een hoogtepunt? Ik bedenk mij twee dingen die niets met Berlijn
zelf te maken hebben en zeker niet als hoogtepunt kunnen worden bestempeld. Allereerst
liet mijn stem mij weer danig in de steek. En dat op momenten dat ik mijzelf
graag wilde laten gelden. Meedoen aan een gesprek op een terras of tijdens het
eten in een volle zaal, het kost mij steeds meer moeite om met kracht lucht
langs mijn stembanden te persen.
Twee
mensen, allebei net iets ouder dan ik ben, die ieder op hun beurt in de bloei
van hun leven plotsklaps uit het alledaagse werden weggerukt. Ze waren destijds misschien nauwelijks volwassen,
eentje was net getrouwd, maar door een ongeluk of herseninfarct nu al de
helft van hun leven gedoemd tot een bestaan in een cocon. Niet of nauwelijks kunnen
communiceren, terwijl de ziel nog volledig fit is.
Dat
ieder huisje zo zijn kruisje heeft en dat achter iedere voordeur een verhaal
schuilt, het is waar en daar kan niemand omheen. Het is mij deze week weer
overduidelijk geworden dat ik er verstandig aan doe om te blijven relativeren.
Door wat ik zie, door wat ik hoor. Ook van ’gewone’ mensen waar aan de
buitenkant niks vervelends van wordt afgelezen.