dinsdag 31 oktober 2017

Durven


Avec Gérard Jean naar een restaurant.Eind jaren ’70, een vakantie in Frankrijk, mijn vader grapte dit tegen mij. Of het was naar mijn moeder, om een lichte irritatie omtrent zijn zoon te onderdrukken. Tussen toen en nu heb ik wel eens begrepen dat ik een flinke jengelkont kon zijn: Mag ik wat lekkers?In mijn herinnering waren we op weg naar zo’n ‘gezellig’ restaurant met zelfbediening, naast een Carrefour. Een wat? Neem een flinke supermarkt, maar dan tot de macht 3.

Ook in Frankrijk heet ik uiteraard nog altijd gewoon Geert, of Geert Jan om het officieel te houden. Maar omdat de gemiddelde Fransman deze klanken niet uit zijn strot krijgt houd ik het in dit land maar bij Gérard Jean. Dankzij toen! Zo ook vorige week, bij het kennismaken met Anne-Lise en Frédéric. Nog net op tijd kon ik in plaats van de werkelijkheid het Franse equivalent produceren. Wel zo fijn voor hen. De volgende dag mocht ik mij ook aan Florian en Yannick voorstellen. Ik hield het volgens mij bij Gérard, maar beide mannen maakten er, heel assertief, iets als ‘Dzjee-Dzjee’ van. Bedoelden ze nou GG of GJ? Zeg het maar!

Afgelopen week was ik met vijf vakantievrienden in een huis in de Vogezen. Een romance die voor mij exact een jaar geleden begon. In min of meer dezelfde samenstelling waren wij toen een week op Terschelling. Dit voorjaar vervolgd in Mechelen bij Maastricht. Hinke, Paul en Chantal, die ik ken als vrijwilliger van de zeilvakanties, zijn verantwoordelijk hiervoor. Zij organiseren en doen zo mogelijk de zorg. En ik werd weer gevraagd mee te gaan. Zeg dan maar eens nee!

Het werd een bijzondere week. Niet alleen door het lekkere eten, de sfeer en het prettige weer. Ook omdat de zorg goed verliep. Maar bovenal door wat wij ondernamen. Het was nog in Mechelen, toen op een ochtend mij de vraag werd voorgelegd wat mijn droomwens was. Op labeltjes van een bepaald merk thee staan levensvragen waar al dan niet serieus over kan worden nagedacht. Wel, voortgetrokken worden door een roedel poolhonden op een slee door de sneeuw van Finland, Lapland, wherever.

Of het toeval was? Misschien, maar in de aanloop naar het verblijf in Frankrijk diende zich een soortgelijke activiteit aan. De sneeuw ontbrak dan wel, maar het was mogelijk om in een karretje zittend voortgetrokken te worden door een groep poolhonden. Vorige week kwam dit alternatief voor mijn droomwens dus uit. Gedrieën in een wagentje, ik goed ingesnoerd. Voor ons 12 overenthousiaste Huskies, hard werkend en minstens zo gedreven piesend, poepend en dus stinkend. Achter ons stond hun baas Frédéric. Zijn honden sturend en onderwijl vragend: ″Tout va bien, Gérard?

De volgende dag, het kon niet op, gingen wij met zogeheten Joëlettes wandelen over de hoogste toppen van de Vogezen. Ik zat op een stoel met daaronder één wiel, voortgetrokken door een van ons, geduwd en in evenwicht gehouden door Florian. Of het gaaf was? Jazeker, zeg ik heel stoer, maar ik scheet op enkele momenten ook bagger.

Het was een bijna onwerkelijke week. Iets onmogelijks  werd waar! Trouwens, over durven gesproken, ik heb escargots gegeten. Lekker!

dinsdag 17 oktober 2017

Toegankelijk


″Wat mij betreft mogen ze de hele stad asfalteren.″ Deze niet geheel serieuze woorden waren in tweevoud in het artikel opgenomen. Wellicht vond de journalist het rechtvaardig de intensiteit van het verlangen indirect te onderstrepen. De woorden waren niet alleen in de tekst zelf te vinden, ze stonden ook nog eens in dikke letters als een quote afgedrukt. Beide keren werd duidelijk gemaakt dat de woorden op mijn conto stonden.

In de tekst zelf werd bij de oneliner direct ook maar uitgelegd dat ‘Den Hengst’ in een invalidenvoertuig zit. Onder de quote had de schrijver het erover dat ik een invalidenwagentje bestuur. Het feit dat deze woorden als synoniem worden gebruikt voor een elektrische rolstoel geeft wel aan dat zowel de journalist als zijn eindredacteur nauwelijks bekend zijn met de wereld waarin een lichamelijke beperking troef is. Uiteraard neem ik hen dat niet kwalijk, maar een beetje onbenullig is het wel. Zowel invalidenvoertuig als -wagentje levert bij Google-afbeeldingen alleen maar plaatjes op van brommobielen, afgewisseld met een enkele scootmobiel.

Het artikel stond in de Stentor en ging over de Week van de Toegankelijkheid. De wat? Grote kans dat weinig gemiddelde Nederlanders iets van het bestaan hiervan hebben geweten. Het is een jaarlijks terugkerend, landelijk initiatief, waarbij er voor en door mensen met een beperking aandacht wordt gevraagd voor een toegankelijke samenleving.

Natuurlijk zal er never iets van een egaliserende laag asfalt worden aangelegd. En al helemaal niet op mijn verzoek. Het is eigenlijk niet meer dan een loze, met de nodige emoties gevulde, opmerking. Een noodkreet zonder nood, die ik af en toe gebruik om mijn afschuw over de hobbelige straten te onderstrepen. Of ik gooi de kreet er in stilte uit, afgewisseld met andere krachttermen, wanneer ik na enkele minuten al weer spijt heb dat ik het stadscentrum ben gaan bedwingen, om wat voor onzinnige reden dan ook. Eén keer in de zoveel tijd haal ik het in mijn hoofd om toch maar weer eens een poging te wagen, maar iedere keer besluit ik om het daarna nooit meer opnieuw te proberen. Niet dat de Zwolse economie van mij afhankelijk is, maar met een beetje aanpassingen in de binnenstad zullen ze mij daar wel vaker zien.

Tijdens die week was er onder andere een wandeling door de binnenstad, georganiseerd door de stichting Toegankelijk Zwolle. Een aantal van ons, allen met een beperking, gingen samen met een groep gemeenteambtenaren op pad. En dus één journalist. Het doel hiervan was hen bewust te maken dat, hoe mooi het centrum er ook uitziet, voor veel mensen met een beperking de binnenstad niet of nauwelijks toegankelijk en doorgankelijk is. Om hen de belemmeringen serieus te laten ervaren lieten wij hen om beurten in een rolstoel zitten, een rollator ter hand nemen of met een verduisterende bril en taststok lopen. Dit viel hen vies tegen. Onderwijl was ik zelf ook onder de indruk van het zien waar mensen met een visuele beperking letterlijk en figuurlijk tegenaan lopen. Jezelf vergelijken met een ander heeft geen zin, maar wat prijs ik mij gelukkig dat ik obstakels in de verte zie opdoemen.

Dan maar thuisblijven is ook geen optie.