″Avec Gérard Jean naar
een restaurant.″ Eind jaren ’70, een
vakantie in Frankrijk, mijn vader grapte dit tegen mij. Of het was naar mijn
moeder, om een lichte irritatie omtrent zijn zoon te onderdrukken. Tussen toen en nu
heb ik wel eens begrepen dat ik een flinke jengelkont kon zijn: ″Mag ik wat lekkers?″ In mijn herinnering waren we op weg naar zo’n
‘gezellig’ restaurant met zelfbediening, naast een Carrefour. Een wat? Neem een
flinke supermarkt, maar dan tot de macht 3.
Ook
in Frankrijk heet ik uiteraard nog altijd gewoon Geert, of Geert Jan om het
officieel te houden. Maar omdat de gemiddelde Fransman deze klanken niet uit
zijn strot krijgt houd ik het in dit land maar bij Gérard Jean. Dankzij toen! Zo
ook vorige week, bij het kennismaken met Anne-Lise en Frédéric. Nog net op tijd
kon ik in plaats van de werkelijkheid het Franse equivalent produceren. Wel zo
fijn voor hen. De volgende dag mocht ik mij ook aan Florian en Yannick voorstellen.
Ik hield het volgens mij bij Gérard, maar beide mannen maakten er, heel
assertief, iets als ‘Dzjee-Dzjee’ van. Bedoelden ze nou GG of GJ? Zeg het maar!
Afgelopen
week was ik met vijf vakantievrienden in een huis in de Vogezen. Een romance
die voor mij exact een jaar geleden begon. In min of meer dezelfde
samenstelling waren wij toen een week op Terschelling. Dit voorjaar vervolgd in
Mechelen bij Maastricht. Hinke, Paul en Chantal, die ik ken als vrijwilliger
van de zeilvakanties, zijn verantwoordelijk hiervoor. Zij organiseren en doen zo
mogelijk de zorg. En ik werd weer gevraagd mee te gaan. Zeg dan maar eens nee!
Het
werd een bijzondere week. Niet alleen door het lekkere eten, de sfeer en het prettige
weer. Ook omdat de zorg goed verliep. Maar bovenal door wat wij ondernamen. Het
was nog in Mechelen, toen op een ochtend mij de vraag werd voorgelegd wat mijn
droomwens was. Op labeltjes van een bepaald merk thee staan levensvragen waar
al dan niet serieus over kan worden nagedacht. ″Wel, voortgetrokken worden door een roedel poolhonden
op een slee door de sneeuw van Finland, Lapland, wherever.″
Of
het toeval was? Misschien, maar in de aanloop naar het verblijf in Frankrijk
diende zich een soortgelijke activiteit aan. De sneeuw ontbrak dan wel, maar het
was mogelijk om in een karretje zittend voortgetrokken te worden door een groep
poolhonden. Vorige week kwam dit alternatief voor mijn droomwens dus uit. Gedrieën
in een wagentje, ik goed ingesnoerd. Voor ons 12 overenthousiaste Huskies, hard
werkend en minstens zo gedreven piesend, poepend en dus stinkend. Achter ons stond
hun baas Frédéric. Zijn honden sturend en onderwijl vragend: ″Tout va bien, Gérard?″
De
volgende dag, het kon niet op, gingen wij met zogeheten Joëlettes
wandelen over de hoogste toppen van de Vogezen. Ik zat op een stoel met
daaronder één wiel, voortgetrokken
door een van ons, geduwd en in evenwicht gehouden door Florian. Of het gaaf was?
Jazeker, zeg ik heel stoer, maar ik scheet op enkele momenten ook bagger.