De vraag was wanneer er een monteur kon komen om de joystick van mijn kinbesturing weer in orde te maken. Er was overduidelijk iets niet goed. Het betreffende stuurpookje functioneerde trouwens nog wel, maar dan voor slechts 95%, waar dat uiteraard 100% zou moeten zijn. Een auto waarvan de rem het meestal wel doet, is toch ook geen pretje. Er was wat mij betreft geen haast bij. Dat bleek wel uit het feit dat ik al meer dan een week het voornemen tot bellen had, maar steeds niet tot die actie overging. Zelf was ik daar eigenlijk ook wel verbaasd over. Gemakzucht? Welzorg-moe? Zeg het maar.
Die
dinsdagmiddag diende ik mij om 14:30 bij de pedicure te melden. Het doel
daarvan laat zich raden. Daar het pas 14:00 was en ik toevallig weer met een haperende
joystick werd geconfronteerd, lukte het mij zowaar om de irritatie hieromtrent om
te zetten in iets positiefs en belde direct maar even naar Welzorg. Had ik daar
tijd voor? Jawel, de pedicure woont vlakbij.
Een dag daarvoor, tijdens een vergadering van
de stichting Toegankelijk Zwolle, had een rayonmanager van Welzorg uitleg
gegeven over de huidige stand
van zaken bij het geplaagde bedrijf. Misschien was het een charmeoffensief van de
betreffende man, om het negatieve beeld dat er heerst rond de rolstoelen-ANWB
nog enigszins op te vijzelen. Wat ik al vermoedde, bij de reorganisatie was
alles gecentraliseerd. Zo ook de telefoonnummers om hulp aan te vragen. Ergens in
den lande was een leger van telefonisten klaargestoomd om situaties aan te
horen en deze door te spelen naar de afdeling planning en dus de monteurs.
Met
bovenstaande in mijn achterhoofd kreeg ik contact met een kennelijk nog niet
geheel klaargestoomde jongeman. Of ik duidelijk kon maken wat er mis was met de
joystick. ″Het geval hapert, mag
ik het daar bij houden? Als ik in detail moet gaan treden, wordt het een nogal ingewikkeld
verhaal, waar wij allebei niets van zullen begrijpen.″
Als
ik een momentje had, dan zou hij met de afdeling planning overleggen om met spoed
een monteur te regelen. Voordat het woord spoed zich in mijn hersenen had
genesteld en ik daarop kon reageren, was de verbinding verbroken en werd ik vermaakt
met een muziekje. Enerzijds klonk het woord spoed veelbelovend. Hij nam mijn
telefoontje dus wel serieus. Eigenlijk zelfs iets té, want dat zou blijken.
Die
middag nog zou er een monteur langskomen. Hoewel dit in principe geweldig was, ik
moest nog steeds naar de pedicure. Maar vóór
15:00 was ik wel weer terug. Nee, dat kon ik toch echt niet maken. Hij had
immers voor mij een monteur geregeld en daarvoor drie andere afspraken in diens
agenda moeten cancelen. Ik moest nu wel thuisblijven en kon het niet maken om
weg te gaan. Wie had er nu met spoed hulp nodig?
Het
woordje spoed kwam bij hem vandaan, toch? Ik begon zelfs te twijfelen. Hem overtuigen
lukte mij niet. ″Nou meneer, ik ga
niet verder met u in discussie! Dan is het verder nu uw eigen verantwoordelijkheid.
Ik bel de monteur wel weer af. Goedemiddag!″ Zelden
heb ik mij zo onheus bejegend gevoeld.