Alweer? De vorige keer ligt nog vers in mijn geheugen.
Het was nog in de theaterzaal dat ik weer aan het
protocol moest denken. De afgelopen maanden was het nut ervan al meerdere keren
bewezen. Een half jaar geleden door mijzelf opgesteld, maar mijn dochters
stonden aan de basis. Zij maakten mij bewuster, door aan te geven meer
betrokken te willen worden bij mijn ziekteproces.
Alsof ik ongemerkt van achteren was beslopen namen het
rillen en zweten in één keer volledig bezit van mij. Toen het kokhalzen zich
daar ook bij aansloot, haakte ik af en verliet de zaal. Misschien enkele
verbaasde gezichten achterlatend, maar gelukkig geen viezigheid.
Weggaan was makkelijker gedacht dan gedaan. Eigenlijk was
nu ziek worden enorm onhandig. Mijn zwager had mij bij het station opgepikt en
samen gingen wij naar die zaal in het Theater aan het Spui, Den Haag. Na het
ochtendprogramma, er was volgens mij nog niets aan het handje, had ik mijn
steun en toeverlaat voor deze dag voorgesteld
dat hij gerust in de kantine kon blijven om wat voor zichzelf te werken.
Op dat moment keek ik ook echt naar een opvoering, een
stukje improvisatietoneel. Als onderdeel van de bijeenkomst. Wat deed ik daar
eigenlijk? Dat vroeg ik mezelf ook af, ter plekke, eenmaal buiten, op weg naar huis.
En eigenlijk ook al de dagen vooraf. Enige motivatie ontbrak. Waarom ik ondanks
tegenzin toch ging? Iets tussen eigenwijs en plichtsgevoel. Maar, eerlijk is
eerlijk, ook een stukje ijdelheid. Mijn gezicht tonen, netwerken heet dat toch?
Een tijd geleden had ik via de stichting Ikone, waar ik
als ervaringsdeskundige actief voor ben, een aankondiging ontvangen. Het thema
was ‘Politieke ambtsdragers met een beperking: Hoe faciliteren we de
toekomst?’. Oftewel: hoe krijgen we mensen met een beperking achter de
geraniums vandaan, om deel te nemen aan politiek of anderzijds bestuurlijke
activiteiten. Een kwestie van motiveren of bewustwording? Of van soms
letterlijk obstakels weghalen gaat?
Het leek me wel interessant en meldde mij dus aan. Overigens,
niet dat ik ook maar enige ambitie heb voor bestuur of politiek. De ijdelheid
was kennelijk groter dan de tegenzin! Het was de bedoeling geweest dat ik ‘s
avonds om 19:00 de trein terug zou nemen. Na het congres zal ik nog met mijn
zwager en zus ergens happen. Die middag kon ik dit gelukkig omzetten en om 15:00
de trein terug nemen.
Thuisgekomen bleek ik flinke koorts te hebben en een
opgeroepen huisarts had weinig tijd nodig om een ambulance te bellen. Als ik
die zaterdag, nog geen twee dagen later , weer helder kan denken vraag ik mij
af of ik dit had kunnen voorkomen. Ja, nee, misschien. De dagen vooraf was ik
inderdaad moe. Ik had niet naar Den Haag moeten gaan en mijzelf op moeten sluiten,
maar dan nog had mijn blaas mij te grazen genomen.
Als diezelfde zaterdagmiddag mijn rolstoel en mijn laptop
worden gebracht wordt het leed enigszins verzacht. Maar als mijn oudste dochter
begint over die dinsdag daarop, over de diplomering van haar jongere zus,
schrik ik op. Oh ja, vergeten! Mijn tegenzin om hier te zijn groeide tot
ongekende hoogte.
Die maandagavond mocht ik naar huis.