Nu, een week later dan die ene zondagmiddag, kijk ik totaal anders tegen de realiteit van toen aan. Op dat moment voelde ik mij niet bepaald happy en nam zelfs het woord eenzaam in mijn mond. Of eigenlijk, het betreffende woord kwam in mijn gedachten op. Ik was immers in mijn eentje thuis en ik ga uiteraard dus niet gezellig hardop tegen mijzelf praten.
Het was lichtelijk slecht weer, niet bepaald uitnodigend, maar toch wilde ik wel even naar buiten. In een andere situatie had ik er niet over gepeinsd om mijn huis te verlaten. Had ik de dagen daarvoor genoeg wind op mijn bakkes gekregen, dan had ik de keuze om thuis te blijven zelf kunnen maken. Iets anders bedenken dan dat ik vandaag binnen zou blijven zat er dus niet in.
Ziek ben ik niet, mijn rolstoel functioneert prima en de lift naar beneden is niet defect. Het enige probleem is dat ik niemand heb om met mij naar buiten te gaan heb. Dat klinkt heel zielig en toegegeven, zo voelde ik mij op dat moment ook wel een beetje. Vijf dagen eerder was ik nog met een vriend ‘s avonds op pad geweest. Maar tussen toen en nu had ik niemand kunnen vragen om mee naar buiten te gaan. Toegegeven, naast Fokusmedewerkers die mij ADL verlenen en dus echt niet gezellig met mij gaan wandelen, kwamen er die dagen ook PGB-ers in mijn huis. Dat ik die inschakel voor anderzijds begeleiding in plaats van wandelen is achteraf gezien misschien niet zo handig.
Totaal opgesloten was ik natuurlijk niet. Met alle gemak van de wereld had ik die middag gewoon door de voordeur naar buiten had kunnen gaan. Dat deed ik niet, omdat ik dat niet durf. In die zin dat ik vooraf al weet dat ik binnen 10 meter mijn frustratiegrens heb bereikt. Dan moeten de daarop volgende 10 meter huiswaarts meer dan waarschijnlijk een nog grotere opgave worden. Uiteraard had ik ook op mijn balkon kunnen gaan zitten. Dat deed ik dan ook maar voor eventjes. Dan bedoel ik ook echt maar even, want ik ga niet voor de lol langer dan een paar minuten daar zitten. Waarom niet? Daarom niet.
Vlak nadat ik mij eenzaam durfde te voelen, wist ik die emotie gelukkig te relativeren. Werkelijke eenzaamheid is veel erger. Laat ik het maar houden op mijzelf even allenig voelen. Oké, er is op dit moment niemand waarmee ik weg kan gaan. De eenzaamheid maakte plaats voor ‘het is even niet anders’. Maar weet, ik ken genoeg mensen waarmee ik met enige regelmaat ga eten, wandelen of anderzijds op pad ga. Trouwens, al voel ik mij op zo’n middag dan even allenig, dat betekent niet dat ik mij vervelen ga of ga onderdompelen in verdriet. Ik heb altijd wel wat omhanden om mijzelf te vermaken.
Toen ik die maandag daarop kennismaakte met mijn nieuwe neuroloog en zij aan mij vroeg hoe het met mij gaat, kon ik alleen maar vertellen hoe een rijk en gevuld leven ik heb. Dat ik mij af en toe een beetje allenig voel liet ik maar in het midden. Wie heeft dat niet?