″Hallo, het is met Geert. Of ik geholpen kan worden om mijn sloffen aan te doen.″ In een andere situatie zou ik deze vraag tot assistentie ook door de intercom geslingerd kunnen hebben. Bijvoorbeeld wanneer ik in de loop van de avond zere voeten heb gekregen en dus mijn schoenen uit wil laten trekken. Maar nu is het vroeg in de ochtend, bijna half vier.
Zojuist
ben ik wakker geworden en ik heb het koud. Rillingen trekken door mijn hele
lichaam, dus dat is overduidelijk de reden voor deze onderbreking. De ervaring
leert mij dat in een dergelijk geval mijn gedachte als eerste moeten uitgaan naar
mijn voeten. Er is een grote kans dat deze, misschien is het trouwens maar één
van beide, aan de basis staan van het vernikkelen. Snel uitgerekend besef ik
dat ik er tot zojuist toch vier uren slaap heb opzitten, dus de
veronderstelling dat het onmogelijk is om ondanks koude voeten de slaap te
vatten gaat niet op. Kennelijk was mijn belangstelling voor dromenland sterker
dan het toegeven aan de kou, maar ik vermoed dat ik de grens tussen toegeven
aan slaap en verkleumen vlak voor het wakker worden heb overschreden.
Hoe
het zenuwstelsel in mijn lichaam werkt, ik weet het niet. Maar het is
overduidelijk dat er iets niet klopt. Zo komt het opvallend vaak voor dat er een
behoorlijk onderling verschil zit in de temperatuur van mijn voeten. Twee koude
voeten klinkt nog logisch, maar een koude voet? Over het algemeen word ik er bij
het naar bed gaan op geattendeerd. Zelf heb ik het nauwelijks in de gaten, maar
degene die mij prepareert om de nacht in te gaan kan niet anders dan, vermoedelijk
nogal onder de indruk zijnde, mij te wijzen op dit niet alledaagse natuurverschijnsel.
De ene voet voelt normaal tot warm aan, maar bij de andere is de thermostaat richting
de nul graden Celsius gedraaid. Of andersom!
Over
veranderen kan ik meepraten. Fysiek, mentaal, maar ook qua beleving van kou ben
ik anders dan voorheen. Oftewel, ik ben een koukleum geworden. Daar waar herfst
en nazomer wedijveren om wie het warmst is, ik profiteer daar niet van. Enkele
jaren geleden had ik van het vierseizoenendekbed hooguit één van de twee
helften nodig. Drie van de vier seizoenen volstond de dikkere helft, in de
zomer kwam het dunne dekbed in beeld. Dubbellaags was verre van fijn. Mijn
interne verwarming werkte subliem. Een warme persoonlijkheid? Misschien. Ook
was het totale gewicht van beide lagen samen gewoon te groot. In die tijd kon
ik mijn lichaam nog een beetje bewegen, maar de zwaartekracht werkte als een
bankschroef. Omdat ik tegenwoordig slechts een zoutzak ben, zou ik die dubbele
laag wel weer eens kunnen proberen, in plaats van de extra deken die ik nu
gebruik. Mijn enige beweging zijn enkele ongecontroleerde spasmen, maar daar
zijn nog geen tien dekbedden tegen bestand.
″Eh…
Je weet dat je al geitenwollen sokken draagt? Moet ik de sloffen eroverheen aan
doen?″ Dat was ik vergeten, maar het heeft ook niets uitgehaald. Ik herinner mij
weer dat ik bij het naar bed gaan één koude, maar wel bijna bevroren, voet had.
″Ja,
doe maar, ik heb het zo koud.″