″Goedemiddag Hennie, dan ben ik nu aan de beurt. Ik ben Geert, zit in een elektrische rolstoel en kan je geen hand geven.″ Bijna iedereen die aanwezig moest zijn was aanwezig, toen Hennie binnenkwam. In plaats van direct plaats te nemen, zodat de vergadering kon gaan beginnen, ging ze allen een hand geven. En even snel een rondje lopen zit er bij haar niet in. Ik staar haar schaamteloos, maar vol bewondering, aan.
Zodra
Hennie de persoon links van mij een hand heeft gegeven en zij aanstalten maakt
om mij te begroeten, wat zij op dat moment nog niet weet, kom ik in actie. Door
hardop duidelijk te maken dat ik de volgende in de rij ben, hoop ik haar van
dienst te kunnen zijn. Hennie is blind en dat ik de situatie voor haar visueel maak
zal zij wel waarderen. Toch? Nu terugdenkend betwijfel ik of dit überhaupt zin heeft
voor iemand die nog nooit heeft kunnen zien. Dat dit ook niet nodig was blijkt
uit haar reactie: ″maar dat weet ik wel.″ Kennelijk zit ik in haar systeem.
Hoewel het in feite lang niet altijd mogelijk is, het lijkt mij wel zinvol als
men zich in de beperking van een ander verdiept.
Ik
ben bij een vergadering van de werkgroep BTB (Bereikbaarheid, Toegankelijkheid,
Bruikbaarheid), een onderdeel
van de Stichting Toegankelijk Zwolle. Zij streeft naar een toegankelijke
samenleving waarin iedereen, al dan niet met een beperking, volwaardig kan
meedoen. Ook Zwolle heeft toegankelijkheid hoog in het vaandel staan. De
gemeente wìl dat niet alleen, maar móet dat ook. In januari is immers door de
Tweede Kamer besloten dat het vanaf 2017 verplicht is dat openbare gebouwen en
bedrijven toegankelijk zijn voor mensen met beperking.
Tijdens
het overleg dwalen mijn gedachten af. Mijn ogen gaan de kring rond. Het is een bijzonder
gezelschap waarin ik mij bevind. Is de één blind, een ander is behoorlijk doof,
of spastisch, zit in een rolstoel of heeft een onzichtbare, maar niet minder
ernstige beperking. Vergelijken mag niet, kan niet, heeft geen zin. Hoe vaak
zeg ik dat tegen anderen wanneer zij zichzelf met mijn situatie meten. Toch doe
ik het. En ik prijs mezelf gelukkig dat mijn hoofd het nog doet, mijn ogen,
mijn oren.
Dat
door mijn ziekte mijn leven totaal is veranderd, dat moge duidelijk zijn. Hierbij
denk ik niet alleen aan mijn lichaam, dat heeft moeten inboeten. Of mijn
karakter, dat ik in tegengestelde richting heb weten te laten groeien en mij,
al zeg ik het zelf, leuker in het leven laat staan. Ook mijn leefwereld is als gevolg van… ook anders geworden. Van
volledig zorgafhankelijk, wonend in een Fokuswoning en plezier hebben bij een
zonnebloemvakantie tot bijvoorbeeld lid zijn van de BTB-werkgroep en anderzijds
actief zijn als mens, ondanks een handicap.
Wie
had dit ooit kunnen bedenken? Ik probeer wel eens van een afstandje naar
mezelf te kijken. Soms ben ik stiekem een beetje trots op hoe ik mijzelf
staande hou in dit leven. Daarbij hoort het mooie besef dat ik mijzelf onder
anderen middels deze werkgroep nuttig maak.
Mijn
beperking heeft mij toegankelijker en mijn wereld groter gemaakt. Ieder nadeel
heeft zijn voordeel.