″Ik besef terdege dat het niet correct is wat ik doe. Een controle heb ik gelukkig nog nooit ervaren.″ Iets van deze strekking zal ik hebben geantwoord, wanneer er mij werd gevraagd naar mijn doen en laten. Schreef ik in een vorige blog nog dat ik zo braaf en onschuldig ben, met als bewijs dat ik zonder morren een Verklaring Omtrent het Gedrag kreeg toegestuurd, nu moet ik toch met de billen bloot. Mijzelf zuiveren van deze donkere kant van mijzelf zou ik kunnen proberen, maar dat mag en zal ik niet doen. Een onderbouwing verzachtte misschien de ernst. Maar asociaal blijft het!
″Controle! Plaatsbewijzen alstublieft!″ Ik zat erop te
wachten en dat was niet omdat de confrontatie met de daartoe bevoegde
functionarissen nou eenmaal aan de orde van de dag is in het Zwolse. Verre van
dat zelfs. Maar omdat de heren al een paar minuten stonden te geiten met de
buschauffeur. Even twijfelde ik of het misschien een schijnbeweging was, om mij
te stangen. Om middels het creëren van paniek mijn geweten te prikkelen. Stiekem
nog even chippen zit er bij mij niet in, als dat überhaupt nog mogelijk was. Maar
toen drie vijanden hun aanwezigheid verklaarden aan mij en mijn reisgenoten, was
het voor mij gedaan, dacht ik.
Eens een kerel, altijd een kerel. Nu zou ik er op
aangesproken worden. Waarschijnlijk dan, want er bestond nog een mogelijkheid
dat ik zou worden overgeslagen. Regelmatig wordt ik in het openbare leven
namelijk genegeerd. Bijvoorbeeld door hen die voorbijgangers een krantenabonnement
willen slijten of tot een donatie willen motiveren. Al ben ik de enige in de wijde
omtrek, ik besta kennelijk niet. En dat is prima hoor! Ieder nadeel heeft zijn
voordeel.
Ooit kon ik nog met een scootmobiel geheel Zwolle
bedwingen. Maar eenmaal naar de rolstoel verbannen, ging ik over op de
stadsbus. Het chippen kon ik aanvankelijk gelukkig nog zelf. Toen ik echter voor
die handeling assistentie nodig had van de buschauffeur, was chippen voor mij kennelijk
niet nodig. Toen ik namelijk vroeg of hij daartoe mijn drukte niet portemonnee
wilde pakken uit het zijtasje van mijn rolstoel, kreeg ik een knikje
toegeworpen, ″het is goed zo, hoor″. Naar mijn eigen uitleg was dit aardig van
hem. Maar was dit barmhartigheid? Gemakzucht? En zo ging het sindsdien vaker, veel
vaker. Maar wees gerust, heus niet altijd. Dit is een eigen leven gaan leiden,
waarin ik op den duur min of meer zelf bepaalde wanneer ik ging chippen. Soms
wel, vaak niet. Sowieso wel als ik met iemand anders op stap ben, laat staan met
mijn dochters.
Toen de controleur mij niet oversloeg, moest ik dus glashard
erkennen illegaal bezig te zijn. Wat daarvoor mijn verklaring was, wilde hij
weten. Ik begon aan een uitleg over niet kunnen chippen en chauffeurs die niets
vragen. Maar het tijdstip op de dag en dus de vermoeidheid van Geert en zijn
stem, in combinatie met het geronk van een rijdende bus maakten dat ik slecht
te verstaan was. De controleur wist zich overduidelijk geen raad met mijn ‘case’.
″Dan hou ik het nu nog maar bij een waarschuwing.″
Ben ik een mazzelpik of niet?