Het
was ergens in oktober vorig jaar dat ik op de radio voor het eerst hoorde over ‛The
American Dream‛. Niet het verhaal van de krantenjongen die het tot miljonair schopte,
maar de tentoonstelling in het Drents museum te Assen met die titel. Er was een
hoeveelheid kunst bijeen gebracht rond Amerikaans realisme vanaf 1945 tot nu.
Voor
alle duidelijkheid: ik probeer echt niet interessant te gaan doen. Geert heeft
dan wel een ietsiepietsie belangstelling, maar is qua kunst absoluut niet onderbouwd
met enige kennis daarover. Ik weet gewoon wat ik graag zie en wat niet.
Aanvankelijk werd ik trouwens niet warm of koud van de verkondiging op de
radio.
Twee
momenten laten wordt de boodschap voor mij visueler gemaakt, want er werden namen
genoemd van schilders die daar kennelijk onder vallen en daar dus te zien
zouden zijn. Andy Warhol, Keith Haring, Edward Hopper. Gaaf! Maar ook bijvoorbeeld
Andrew Wyeth, Alex Katz en Chuck Close. Wie? Toch, daar
zou ik wel heen willen. Maar niets is meer vanzelfsprekend, dus ook dit
plannetje werd vervolgd door een riedeltje aan subvragen. Wil ik dit echt? Is
het verstandig? Hoe kom ik daar? Met wie zal ik gaan?
Al
snel was het mij helemaal duidelijk dat dit plan zou lukken. Enige twijfel was
er betreffende wie ik als metgezel zou vragen. In eerste instantie dacht ik
meteen aan mijn vader. Mijn ouders allebei misschien, maar in ieder geval mijn
vader. Hij weet veel van kunst en geschiedenis. Hij kan er ook zeer smakelijk
over vertellen. Plannen tot een gezamenlijk museumbezoek waren er trouwens al
langer. Maar Susanna dan? Zij studeert in Groningen kunstgeschiedenis. En is
het niet geweldig om met je dochter op pad te gaan? Tja, ook nu had ik weer een
subvraag: wie leegt mijn urinezak, indien dit nodig is. Zij zal dit
waarschijnlijk niet erg vinden. Ik wel!
ik
had mezelf overduidelijk niet goed voorbereid. Waarom zou ik, met zo’n orakel
naast mij! Ik ging met de verkeerde gedachten naar binnen. Eenmaal daar zie ik
dat de tentoonstelling in Assen de jaren tot aan 1965 bestrijkt en dat in het Duitse
Emden de tweede helft is te zien. Een lichtelijke teleurstelling was het wel! Nauwelijks
Andy en Keith gezien, maar desondanks was het een leuke dag. Door de
tentoonstelling en door daar samen met mijn vader te zijn. Wat kan hij boeiend
vertellen. Wat zou ik graag met hem naar Emden gaan. ‘s Avonds direct maar de
subvraag hoe ik naar Emden zou kunnen komen proberen te beantwoorden.
Inderdaad, niets is vanzelfsprekend.
Het
is nu drie maanden later. Onderwijl is het mij duidelijk dat mijn vader, mijn
rolstoel en ik weldegelijk met de trein naar Emden kunnen. Dat wilde ik toch?
Ach, laat ook maar. Dit zou voor één dag een te lange reis zijn. De droom is al
weggeëbd.
Toen
ik enkele dagen geleden met mijn ouders belde vroeg mijn moeder hoe het was
gesteld met mijn schrijfactiviteiten. Ik moest helaas erkennen dat de
inspiratie even op is. Een writersblock? Op de achtergrond stelt mijn vader quasi-serieus
voor: ″dan schrijf je toch over mij?″
Fijn dat je je writersblock hebt kunnen overwinnen en met wat voor een verhaal! Moedig dat je toch gaat en jammer dat de 2e keer niet meer is gelukt!
BeantwoordenVerwijderen