‘Het parachutespringen kan niet doorgaan. De bewolking hangt te laag, waardoor duo-sprongen sowieso niet worden gemaakt. De rondvlucht boven het eiland gaat wel door.’
In de loop van die ochtend kwam de mededeling. Dat dit een mogelijkheid was wist ik en om dan maar solo een sprong te maken was ook geen optie. ‘Wat jammer’, reageerde ik nog hardop, maar inmiddels was wel duidelijk dat ik dit niet echt meende.
Volledig aanwezig was ik wel, maar binnenskamers dacht ik voortdurend aan dat ene dilemma: ja of nee. Dat was al zo sinds Texel onverwacht in beeld kwam het geval, nu al zeker een aantal weken lang, maar vandaag was de dag waarvan ik wist dat die zou komen.
Het voorliggende weekend was ik er door meer dan genoeg afleiding nauwelijks mee bezig geweest, maar op de valreep zocht ik dus toch weer naar dat wat ik wilde horen. Mijn twijfel werd met iedereen gedeeld. Maar Geert, waarom? Regeren is vooruitzien, had in Zwolle al een beslissing genomen! Waarschijnlijk wilde ik niet erkennen dat ik dit avontuur beter aan mij voorbij kon laten gaan. Ik had immers toch ook aan Paragliding gedaan. Net zoiets, toch?
Het moge duidelijk zijn: enig gevoel voor dramatiek is mij niet vreemd. De spanning hou ik immers eigenhandig in stand. Hoewel er feitelijk nog maar nauwelijks twijfel was, diep van binnen had ik nog geen definitieve keuze gemaakt. Ergens bleef de optie nog open om mijzelf naar beneden te laten donderen met iemand aan mijn rug geplakt. Misschien hadden de Texelse durfals nog bepaalde, mij volledig overtuigende argumenten.
Het zijn op het eiland was tot nu toe geweldig verlopen en dat zou de rest van de week zo blijven. ‘Hoezo, kan niet?, het motto van stichting De Hinkelaar was toen al enkele keren vet onderstreept. Op een elektrische strandrolstoel wist ik nogal wat kilometers strand te bedwingen en met een ander wagentje dook ik een behoorlijk enthousiaste zee in. De wens was om met mijn voeten het zeewater te voelen. Na die eerste te hoge golf wilde ik meer! Het zoute water in mond en ogen was smerig en pijnlijk, maar geweldig tegelijk. Later die week heb ik mij op een duofiets laten verankeren. Een driewieler met twee zadels en vier pedalen. En hoe ik daarop bleef zitten? Net als bij alle andere grensverleggende activiteiten. Dankzij vrijwilligers, een aantal spanbanden, enkele kussens en heel veel ducttape.
Inmiddels was ik overtuigd dat parachutespringen niet voor mij is weggelegd. Ook ik heb kennelijk grenzen. Of het verstandig zou zijn geweest, zeg het maar. Die middag konden wij in een sportvliegtuigje de lucht in. ’Eitje!’, dacht ik nog. Mij achterin proppen was niet vanzelfsprekend, maar niets is onmogelijk. Halverwege moest ik aan mezelf erkennen het best wel eng te vinden. Dat ik naast een gammel ogend deurtje zat en er ook nog een stuk ducttape op was geplakt zal hierbij hebben meegespeeld. De arm van de vrijwilliger naast mij, om mijn hoofd te ondersteunen, deed mij goed.
Toen ik hoorde dat wij op 500 meter hoogte waren geweest en parachutespringen ongeveer 3500 meter daarboven begint, wist ik genoeg.
Er zijn nog genoeg andere grenzen te verleggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten